maandag 15 december 2014

Weblogopdracht 5V T505

Titelgegevens van de romans:

1.        Multatuli, Max Havelaar, Amsterdam, Veen Uitgevers, 1860 (328)
6.        Willem Elsschot, Kaas, Amsterdam, Uitgeverij van Kampen, 1933 (148)


Gelezen recensies:

1.    Schrijver         Elsschot, Willem
Titel                             Kaas
Jaar van uitgave          1933
Bron                           de Volkskrant
Publicatiedatum         03-10-2008
Recensent                   Erwin Mortier
Recensietitel               De last van twintig ton Edammer
Taal                             Nederlands

2.    Schrijver         Elsschot, Willem
Titel                            Kaas
Jaar van uitgave          1933
Bron                           Trouw
Publicatiedatum         01-10-2005
Recensent                   Jaap Goedegebuure
Recensietitel               Een droom versneden tot toiletpapier ; Jaap Goedegebuure herleest 'Kaas' ; Fictie uit het interbellum
Taal                             Nederlands

3.     Schrijver         Multatuli
Titel                           Max Havelaar
Jaar van uitgave          1860
Bron                           Trouw
Publicatiedatum         12-12-2009
Recensent                   Rob Schouten
Recensietitel               Max Havelaar revisited
Taal                            Nederlands

4.    Schrijver         Multatuli
Titel                           Max Havelaar
Jaar van uitgave          1860




Samenvattingen:



Eigen stuk:

Ik heb vier recensies gelezen over de boeken ‘Kaas’ en ‘Max Havelaar’, geschreven door respectievelijk Willem Elsschot en Multatuli. Iedere recensie had zijn eigen typerende aspecten, maar ze hadden ook veel gemeen.
Alle recensenten waren, in het geval Erwin Mortier misschien overwegend, positief, al had Mortier vooral overwegend negatieve kritiek op Willem Elsschot zijn wellicht bekrompen schrijfstijl. Zo schrijft hij dat Elsschot ‘op veilig speelt’, of dat mensen dat toch over hem zeggen. Ook schrijft hij dat Kaas niet ‘de gruwelijke diepte van Dood van een handelsreiziger bereikt’ of dat ‘zijn sardonische grijns vaak op het randje van een gezapige monkeling balanceert’. Toch schrijft hij erbij dat het wellicht geen tekortkomingen, maar des te meer kwaliteiten zijn, waar ik het persoonlijk mee eens ben. Elsschot zijn schrijfstijl laat je zelf nadenken over Laarmans zijn ‘state of mind’, mocht je daar voor kiezen, en toch beschrijft hij het zo duidelijk dat je er gemakkelijk voor kunt kiezen er niet over na te denken.
Ook Jaap Goedegebuure heeft in zijn recensie kritiek op Elsschot wiens humor ‘misschien wat gedateerd is’, toch schrijft ook hij dat Elsschot zijn schrijven niks te wensen overlaat.

Ook Rob Schouten beschrijft in zijn recensie van Max Havelaar een typerende schrijfstijl, die gezien kan worden als gemis, maar ook als kwaliteit. Schouten schrijft: ‘Het vooruitstrevende van de Max Havelaar zit ‘m trouwens niet in het taalgebruik en zeker niet in de gedichten die Multatuli her en der invoegde en die we gerust tot de beruchte draken mogen rekenen. Het is de structuur van de roman, of misschien wel het ontbreken ervan die je als hedendaagse lezer nog steeds verbijstert’. Iets wat voor vele schrijvers misschien een valkuil zou blijken, het ontbreken van structuur, heeft Multatuli juist naar zijn hand gezet en ermee de roman intrigerender, misschien wel leuker mee gemaakt.
Literatuurgeschiedenis (naast Trouw het dichtste bij een recensie dat ik kon vinden) schrijft vooral de impact die Multatuli, of Max Havelaar, als je het zo wilt noemen, heeft gehad op de publieke opinie, maar vooral ook de impact die het misschien had kunnen hebben, als Multatuli het niet noodgedwongen had aangepast. Toch heeft het in deze vorm al de ogen van vele Nederlanders in de negentiende eeuw geopend, wat volkomen begrijpelijk is, als jet het gelezen hebt.
Wat opvallend is, of juist niet, aan de recensies van Max Havelaar, is dat beide bronnen gebruik maken van hetzelfde voorbeeld, namelijk het verhaal van Saïdjah en Adinda, om de complexiteit, en toch eigenlijk de simpele bedoelingen van het boek te illustreren. Eén van de fascinerendste verhalen, want dat is het, geeft inderdaad de gedachte van het boek goed weer, als ik die goed begrepen heb, want ook daar zijn beide recensenten het over eens: tot op de dag van vandaag is het moeilijk te beslissen wat je van de verhalen moet denken, zoals Rob Schouten het verwoord.


Wat mij opviel aan alle vier de recensies is dat ze allen beginnen met een korte inleiding over de schrijver van het besproken boek, in plaats van een anekdote of quote uit het boek, wat je wellicht in een recensie zou verwachten. Ook gebruikten alle recensenten voorbeelden uit het boek als argument, en werd ook regelmatig een beroep gedaan op een andere recensent of spreker als autoriteit.

vrijdag 3 oktober 2014

Renaissance dichters



Joost van den Vondel, de prins der dichters

  • 1 Noem ten minste twee redenen waarom Vondel al in zijn eigen tijd te boek stond als ‘de grootste schrijver’.
    • Vondel heeft in zijn leven veel belangrijke gebeurtenissen uit de Gouden Eeuw becommentarieerd.
    • Vondel had altijd een sterke mening die naar voren kwam, vaak over de regering of andere bestuursinstanties, wat zijn werken interessant maakten.

  • 2 Leg uit hoe het kon dat een beroemd auteur als Vondel geldproblemen had, terwijl hedendaagse beroemde auteurs gemakkelijk van hun pen kunnen leven.
    • Zijn scherpe pen werd gewantrouwd.

  • 3 Zoek zelf achtergrondinformatie bij het gedicht Het stockske.
    a. Welke gebeurtenis wordt hier door Vondel beschreven?
o    Het gaat over de onthoofding van Johan van Oldenbarneveldt, en het roept daar opnieuw verontwaardiging voor op, omdat Vondel vond dat Maurits juist de landverrader was.
b. In het gedicht wordt het stokje aangesproken alsof het een persoon is: waarom gebruikt Vondel deze techniek.
o    Zoals vaker in zijn werken gebruikten Vondel metaforen en andere personages om gebeurtenissen of personen te beschrijven, en maakte dus vaak allegorische verhalen.
c. Welke boodschap wilde hij met het gedicht geven?
o    Hij wilde aantonen dat er door Maurits onterecht geweld was gebruikt en dat Van Oldenbarneveldt geen landverrader was.
d. Kun je het stokje tegenwoordig nog ergens bekijken?
o    Ja, in het Vondel museum








Pieter Corneliszoon Hooft, de elegante intellectueel


1 Wat waren de belangrijkste ideeën die Hooft met zijn werk wilde uitdragen? Noem er drie.
·         Hij trachtte de Nederlandse literatuur te moderniseren
·         Hij probeerde ideeën voor een verstandig en integer staatsbeleid naar voren te brengen
·         Hij probeerde duidelijk te maken dat leidinggevenden het landsbelang boven eigenbelang moesten stellen en hun ondergeschikten goed moesten behandelen

2 Lees het Deuntje, op deze pagina, dat begint met ‘Als Jan Sijbrecht zou belezen’.
a.            Omschrijf kort (in maximaal 100 woorden) de rol van Jan en de rol van Sijbrech in dit lied.
Sijbrech is een vrouw op wie Jan verliefd, maar zij gelooft dat niet. Toch gaat ze een relatie met hem aan en test zijn liefde door heel dominant te zijn en te zeggen dat hij haar moet verdragen, als hij echt reine liefde voor haar heeft.
b.            Leg uit wat Jan en Sijbrecht bedoelen met de refreinregel ‘Reine liefd’ kan niet vergaan’.
Echte liefde vergaat niet.
3 Ga naar http://home.hetnet.nl/~corpetrus/dichters/FrancescoPetrarca.htm en lees sonnet 134 en sonnet 292.
a.            Vergelijk deze sonnetten met ‘Mijn lief, mijn lief, mijn lief’ van P.C. Hooft, dat in het Terzijde bij deze pagina (Hooft op vrijersvoeten) is opgenomen). Zie je overeenkomsten of verschillen?
ja, ze rijmen op de zelfde manier, en gaan allemaal over de liefde.
b.            Voldoen de sonnetten aan de algemene regels die op de literatuurgeschiedenispagina ‘Revolutie in de Nederlandse literatuur’ gegeven worden? Geef argumenten voor je antwoord.
Een sonnet was een compacte dichtvorm waarin de auteur zijn technische kwaliteiten kon laten zien: een veertien-regelig gedicht met een wending in de inhoud, vaak na de achtste versregel.
De sonnetten voldoen aan deze regels; ze zijn veertien regels lang en er zit een draai in het verhaal.






Huygens en het kluchtgenre
A.      Onderzoek via allerlei naslagwerken, maar zeker ook via internet, het komische toneel van de zeventiende eeuw. Geef de namen van auteurs, stukken, uitgevers  en verschijningsdatum.
Vermeld je zoekstrategie. Zorg voor een lijst van minimaal tien stukken.
Het doel is een uitputtende opsomming van alle stukken die bij het komisch toneel horen.
Omschrijf daarbij wat jij tijdens jouw onderzoek onder komisch toneel hebt verstaan.
Ik heb Google gebruikt om de stukken te vinden.
1. Moortje, G. A. Bredero, 1615
2. Tryntje Cornelis, Constantijn Huygens, 1653
3. Costelick mal, Constantijn Huygens, 1622
4. Zedeprinter , Constantijn Huygens, 1623
5. Spaanschen Brabander, G. A. Bredero, 1617
6. Lichte Klaartje, J. Noozeman, 1645
7. Boere-klucht van Teeuwis de Boer en men juffer van Grevelinckhuysen, Samuel Coster,        
    1612
8. Warenar, P. C. Hooft, 1617
9. De Berooide Student, J. Noozeman, 1646
10. De Bedrogen dronkaard, J. Noozeman, 1649

Een komisch toneelstuk is een realistischer vorm van een klucht. Het verhaal over echte mensen die geconfronteerd worden met een probleem en daardoor een karakterontwikkeling doormaken. Loopt meestal positief af.

B.      Leg uit wat een puntdicht/epigram is en geef twee voorbeelden uit het werk van Huygens.
Een epigram (puntdicht, sneldicht) is een kort en bondig gedicht met een woordspeling of pointe.
Twee voorbeelden uit het werk van Huygens:
·         Drucker.

Van 'tKeiserlicke Hof tot de Schaepherders Kluijs
Tracht ijeder vred' en vreughd en vrijheit te gewinnen;
Ick ben de man alleen van averechtse sinnen,
Die staegh om perssing en om druck wensch in myn huijs
·         Quacksalver.

Ick steeck mijn' stouten voet in der Doctoren Schoen,
En danss'er met voor 'tvolck, soo dat het oude seggen
Door mijn' vertieringen licht is om wederleggen:
Wat dunckt u, Boeren, is 't met seggen niet te doen?



C.      Schrijf zelf twee originele puntdichten
a.       Tijn had zin in fruit
Maar hij kwam er maar niet uit
Hij zat met zijn gedachten knel
Toen zei Timo: die sinaasappel perzik wel
b.      De boer was aan het mesten
Vanuit het oosten naar het westen
Toen dacht hij aan een grap met mieren
En was hij lachend aan het gieren

Overkoepelende vraag
Huygens, Hooft en Vondel worden waarschijnlijk nog steeds interessant gevonden omdat ze in hun tijd zo’n enorme impact hebben gehad op de literatuur. Hiermee hebben zij de literatuur gevormd tot hoe wij die vandaag kennen, en het is natuurlijk interessant om te lezen hoe dat nou eigenlijk komt.
Ik denk dat er daarom nog steeds zoveel verwezen wordt naar deze schrijvers en dat er nog steeds onderzoek naar wordt gedaan.