vrijdag 3 oktober 2014

Renaissance dichters



Joost van den Vondel, de prins der dichters

  • 1 Noem ten minste twee redenen waarom Vondel al in zijn eigen tijd te boek stond als ‘de grootste schrijver’.
    • Vondel heeft in zijn leven veel belangrijke gebeurtenissen uit de Gouden Eeuw becommentarieerd.
    • Vondel had altijd een sterke mening die naar voren kwam, vaak over de regering of andere bestuursinstanties, wat zijn werken interessant maakten.

  • 2 Leg uit hoe het kon dat een beroemd auteur als Vondel geldproblemen had, terwijl hedendaagse beroemde auteurs gemakkelijk van hun pen kunnen leven.
    • Zijn scherpe pen werd gewantrouwd.

  • 3 Zoek zelf achtergrondinformatie bij het gedicht Het stockske.
    a. Welke gebeurtenis wordt hier door Vondel beschreven?
o    Het gaat over de onthoofding van Johan van Oldenbarneveldt, en het roept daar opnieuw verontwaardiging voor op, omdat Vondel vond dat Maurits juist de landverrader was.
b. In het gedicht wordt het stokje aangesproken alsof het een persoon is: waarom gebruikt Vondel deze techniek.
o    Zoals vaker in zijn werken gebruikten Vondel metaforen en andere personages om gebeurtenissen of personen te beschrijven, en maakte dus vaak allegorische verhalen.
c. Welke boodschap wilde hij met het gedicht geven?
o    Hij wilde aantonen dat er door Maurits onterecht geweld was gebruikt en dat Van Oldenbarneveldt geen landverrader was.
d. Kun je het stokje tegenwoordig nog ergens bekijken?
o    Ja, in het Vondel museum








Pieter Corneliszoon Hooft, de elegante intellectueel


1 Wat waren de belangrijkste ideeën die Hooft met zijn werk wilde uitdragen? Noem er drie.
·         Hij trachtte de Nederlandse literatuur te moderniseren
·         Hij probeerde ideeën voor een verstandig en integer staatsbeleid naar voren te brengen
·         Hij probeerde duidelijk te maken dat leidinggevenden het landsbelang boven eigenbelang moesten stellen en hun ondergeschikten goed moesten behandelen

2 Lees het Deuntje, op deze pagina, dat begint met ‘Als Jan Sijbrecht zou belezen’.
a.            Omschrijf kort (in maximaal 100 woorden) de rol van Jan en de rol van Sijbrech in dit lied.
Sijbrech is een vrouw op wie Jan verliefd, maar zij gelooft dat niet. Toch gaat ze een relatie met hem aan en test zijn liefde door heel dominant te zijn en te zeggen dat hij haar moet verdragen, als hij echt reine liefde voor haar heeft.
b.            Leg uit wat Jan en Sijbrecht bedoelen met de refreinregel ‘Reine liefd’ kan niet vergaan’.
Echte liefde vergaat niet.
3 Ga naar http://home.hetnet.nl/~corpetrus/dichters/FrancescoPetrarca.htm en lees sonnet 134 en sonnet 292.
a.            Vergelijk deze sonnetten met ‘Mijn lief, mijn lief, mijn lief’ van P.C. Hooft, dat in het Terzijde bij deze pagina (Hooft op vrijersvoeten) is opgenomen). Zie je overeenkomsten of verschillen?
ja, ze rijmen op de zelfde manier, en gaan allemaal over de liefde.
b.            Voldoen de sonnetten aan de algemene regels die op de literatuurgeschiedenispagina ‘Revolutie in de Nederlandse literatuur’ gegeven worden? Geef argumenten voor je antwoord.
Een sonnet was een compacte dichtvorm waarin de auteur zijn technische kwaliteiten kon laten zien: een veertien-regelig gedicht met een wending in de inhoud, vaak na de achtste versregel.
De sonnetten voldoen aan deze regels; ze zijn veertien regels lang en er zit een draai in het verhaal.






Huygens en het kluchtgenre
A.      Onderzoek via allerlei naslagwerken, maar zeker ook via internet, het komische toneel van de zeventiende eeuw. Geef de namen van auteurs, stukken, uitgevers  en verschijningsdatum.
Vermeld je zoekstrategie. Zorg voor een lijst van minimaal tien stukken.
Het doel is een uitputtende opsomming van alle stukken die bij het komisch toneel horen.
Omschrijf daarbij wat jij tijdens jouw onderzoek onder komisch toneel hebt verstaan.
Ik heb Google gebruikt om de stukken te vinden.
1. Moortje, G. A. Bredero, 1615
2. Tryntje Cornelis, Constantijn Huygens, 1653
3. Costelick mal, Constantijn Huygens, 1622
4. Zedeprinter , Constantijn Huygens, 1623
5. Spaanschen Brabander, G. A. Bredero, 1617
6. Lichte Klaartje, J. Noozeman, 1645
7. Boere-klucht van Teeuwis de Boer en men juffer van Grevelinckhuysen, Samuel Coster,        
    1612
8. Warenar, P. C. Hooft, 1617
9. De Berooide Student, J. Noozeman, 1646
10. De Bedrogen dronkaard, J. Noozeman, 1649

Een komisch toneelstuk is een realistischer vorm van een klucht. Het verhaal over echte mensen die geconfronteerd worden met een probleem en daardoor een karakterontwikkeling doormaken. Loopt meestal positief af.

B.      Leg uit wat een puntdicht/epigram is en geef twee voorbeelden uit het werk van Huygens.
Een epigram (puntdicht, sneldicht) is een kort en bondig gedicht met een woordspeling of pointe.
Twee voorbeelden uit het werk van Huygens:
·         Drucker.

Van 'tKeiserlicke Hof tot de Schaepherders Kluijs
Tracht ijeder vred' en vreughd en vrijheit te gewinnen;
Ick ben de man alleen van averechtse sinnen,
Die staegh om perssing en om druck wensch in myn huijs
·         Quacksalver.

Ick steeck mijn' stouten voet in der Doctoren Schoen,
En danss'er met voor 'tvolck, soo dat het oude seggen
Door mijn' vertieringen licht is om wederleggen:
Wat dunckt u, Boeren, is 't met seggen niet te doen?



C.      Schrijf zelf twee originele puntdichten
a.       Tijn had zin in fruit
Maar hij kwam er maar niet uit
Hij zat met zijn gedachten knel
Toen zei Timo: die sinaasappel perzik wel
b.      De boer was aan het mesten
Vanuit het oosten naar het westen
Toen dacht hij aan een grap met mieren
En was hij lachend aan het gieren

Overkoepelende vraag
Huygens, Hooft en Vondel worden waarschijnlijk nog steeds interessant gevonden omdat ze in hun tijd zo’n enorme impact hebben gehad op de literatuur. Hiermee hebben zij de literatuur gevormd tot hoe wij die vandaag kennen, en het is natuurlijk interessant om te lezen hoe dat nou eigenlijk komt.
Ik denk dat er daarom nog steeds zoveel verwezen wordt naar deze schrijvers en dat er nog steeds onderzoek naar wordt gedaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten