Boekverslag ‘Bezonken Rood’
Dit is
mijn boekverslag van Bezonken Rood,
een boek geschreven door Jeroen Brouwers. Velen zullen het al kennen, maar ik
hoop toch wat te kunnen uitleggen met dit verslag.
In mijn boekverslag zullen een samenvatting, enkele recensies en mijn mening te
vinden zijn. Uiteraard wordt er ook informatie over de schrijver gegeven. Ik
heb er echter wel voor gekozen om een samenvatting van internet te halen die ik
goed vond en daar wat aanpassingen in aan te brengen. Dit omdat ik moeite had
met het samenvatten om redenen die nog duidelijk zullen worden.
Zakelijke
gegevens:
Titel: Bezonken
Rood
Auteur: Jeroen
Brouwers
Uitgegeven door: eerder
De Arbeiderspers, nu Uitgeverij Eldorado
Jaar van uitgave: 1981
Jeroen Brouwers
De auteur
van Bezonken Rood, Jeroen Brouwers,
is geboren op 30 april 1940 in Jakarta, het vroegere Nederlands-Indië. Ten
tijde van de Tweede Wereldoorlog dus, die daar officieel in 1942 begon.
Brouwers en zijn moeder, grootmoeder en zusje werden opgesloten in het
vrouweninterneringskamp Tjideng, waar zijn moeder later overleed.
Na de
oorlog vertrok hij naar Nederland samen met zijn moeder en zus, waar hij in
diverse internaten en opvanghuizen werd geplaatst omdat hij moeilijk handelbaar
was. Toen hij eenmaal volwassen was is hij langs verscheidene redacties van
kranten en tijdschriften bij een uitgeverij komen werken. Hij besloot echter
zelf te gaan schrijven en in 1964 verscheen
de bundel Het mes op de keel,
zijn debuut.
Brouwers
is een man die niet vaak in de publiciteit komt. Hij is ingetogen en wil via
zijn werk, dat vaak deels biografisch is, dat mensen hem leren kennen. Hierover
is echter al meerdere malen opschudding over ontstaan, omdat zijn boeken worden
aangeprezen als non-fictie. Brouwers dikt de waarheid echter af en toe wat aan,
wat volgens sommige mensen niet mag als je bijvoorbeeld over het Tjideng kamp
praat.
Jeroen
Brouwers heeft vele prijzen gewonnen met zijn werk en wordt gezien als één van
de grootste Nederlandse schrijvers, in ieder geval van het moment.
Samenvatting
In Bezonken Rood beschrijft Jeroen Brouwers
zijn tijd in Tjideng. Het één van zijn bekendste boeken en hij heeft er de Prix Femina Etranger voor gekregen.
De gebeurtenissen in Bezonken rood spelen zich
afwisselend af in het verleden en in het heden. Voor de duidelijkheid zullen in
deze samenvatting de gebeurtenissen zoveel mogelijk in chronologische volgorde
weergegeven worden.
Op een winterse dag in 1981 krijgt Jeroen een telefoontje. Het blijkt dat zijn
moeder is overleden in het verzorgingstehuis. Naar aanleiding van het
telefoontje komen er allerlei herinneringen bij Jeroen boven over het
interneringskamp Tjideng. Na de inval van de Japanners in Nederlands-Indië,
brengt hij er drie jaar van zijn leven door, samen met zijn grootmoeder, moeder
en zusje. Het kamp staat onder leiding van Kenitji Sone. Vader verblijft in de
oorlogstijd als krijgsgevangene in Japan. Jeroens twee oudere broers blijken,
achteraf, op Java in mannenkampen opgesloten te hebben gezeten. Jeroen bewoont
samen met de andere gezinsleden een gedeelte van een keuken. Als kind heeft hij
moeite met bidden. Hij kan wel alle gebeden opzeggen, maar écht bidden doet hij
nooit. Zijn moeder laat eveneens het bidden over aan andere mensen, waaronder
haar eigen moeder. Jeroen kan alleen zien dat zijn oma nog leeft, als ze de
kralen van de rozenkrans door haar vingers laat lopen. Dagelijks wordt Jeroen
geconfronteerd met de dood en zelfs al vóór hij kan lezen, weet hij er alles
vanaf. De vrouwen in het kamp worden mishandeld, vernederd en verkracht. Er
zijn dagelijks appèls, waarbij alle vrouwen en kinderen worden geteld. Ze
moeten bevelen opvolgen als: in de houding staan, buigen, blijven staan in
gebogen houding, 'lang leve de keizer' roepen en met kwakende geluiden kikkeren
(in hurkhouding kikkersprongen maken). Jeroen is, gelukkig voor zijn moeder,
eenvoudig te herkennen tussen alle kleine kinderen. Hij draagt een tropenhelm,
waar hij bijzonder trots op is.
Op zijn vijfde verjaardag, 30 april 1945, krijgt hij het boek Daantje gaat op
reis. Aan de hand van dit boek leert zijn moeder hem lezen. Vier dagen later
overlijdt Jeroens grootmoeder. In juni van dat jaar krijgt Jeroens zus
dysenterie als ze met een rolschaats in het open riool terechtkomt. Ze wordt
tot haar genezing opgenomen in het kampziekenhuis. Eind juli overlijdt Jeroens
opa. In de eerste helft van augustus sterft Nettie Stenvert, Jeroens
vriendinnetje. Jeroen heeft geen emoties meer en denkt alleen maar aan het
inpikken van Nettie haar pop. Om zelf in leven te blijven oefent hij elke dag
de woorden, die zijn moeder hem leert. Iemand die stervende is, is niet meer in
staat om de vliegen van zich af te slaan en daarom jaagt Jeroen elke dag op
vliegen. Ze worden voor hem symbolisch voor de dood.
Begin augustus van 1945 worden twee atoombommen afgeworpen op Japan (Hiroshima
en Nagasaki). Voor straf moeten de gevangenen twaalf uur in de houding staan en
kikkeren. Al hun schamele bezittingen worden verbrand, maar Jeroen draagt zijn
boek van Daantje onder zijn kleren. Het voedsel van een Rode Kruis-hulpwagen,
wordt in een door de vrouwen gegraven gat geworpen. Jeroens moeder heeft
stiekem rijst achter haar BH verstopt, maar wordt mishandeld zodra ze betrapt
wordt. Hierover zegt hij: "Mijn moeder was de mooiste moeder, op dat
moment hield ik op van haar te houden." Drie dagen lang krijgen de
gevangenen geen eten of drinken. Op 2 september 1945 capituleert Japan, maar de
gevangenen moeten nog enkele maanden in het kamp verblijven.
Na de oorlog wordt het gezin weer herenigd. Ze emigreren naar Nederland. Op
10-jarige leeftijd wordt Jeroen ondergebracht in kostscholen om opnieuw
opgevoed te worden. Hij voelt zich verraden door zijn moeder en wenst haar
dood.
Zes à zeven jaar vóór zijn moeders overlijden, ontmoet Jeroen een vrouw. Ze
heet Liza en een uur na hun kennismaking gaan ze met elkaar naar bed. Liza
loopt mee in de optocht, terwijl Jeroen vanuit het slaapkamerraam kijkt en
denkt: "ik voel niets meer voor haar". Na een verblijf van drie dagen
vertrekt hij om haar weer te vergeten. Een maand voor zijn moeders overlijden,
ontmoet hij Liza opnieuw. Jeroen is dan inmiddels getrouwd en vader geworden
van een dochter. Het gesprek is weinig diepzinnig. Jeroen vraagt zich intussen
af hoe hij geworden is, zoals hij is.
De avond voor het overlijden van zijn moeder krijgt Jeroen bezoek van de
schrijver Ger Verrips. Ze praten over literatuur en politiek. Later op de avond
kijkt Jeroen TV. Hij ergert zich aan de Duitse nasynchronisatie van een Japanse
film. Terwijl hij het eelt van zijn voeten vijlt, vraagt hij zich af waarom
iedereen altijd denkt dat de Duitse onderdrukking 'erger' was, dan de Japanse.
Jeroen heeft al lange tijd geen contact meer met zijn moeder en wenst ook niet
bij haar crematie aanwezig te zijn. Wel wil hij een uitgebreid verslag hebben
van de plechtigheid. Jeroen besluit als hommage op het tijdstip van de crematie
voor te lezen uit 'Daantje gaat op reis'. Hij kan het boek helaas niet meer
vinden. Jeroen voelt zich ellendig en kan de gedachte aan zijn moeder niet van
zich afzetten. Hij neemt een pil om wat te kalmeren en besluit dat hij zijn
naam niet in de rouwadvertentie vermeld wil zien. Voor zijn gevoel is zijn
moeder al lange tijd geleden overleden. Jeroen raakt verward. Hij herinnert
zich de tijden met Liza en voelt zich opnieuw verliefd. Daarnaast heeft toch
rouwgevoelens voor zijn moeder. Dit verwart hem. Eigenlijk wil hij helemaal
niks voelen. Hij wacht bij de telefoon en hoopt dat zijn moeder belt, maar dan
met de stem van Lisa.
Jeroen vraagt zich af naar welke televisieprogramma's zijn moeder heeft
gekeken, kort voor haar overlijden. Hij krijgt wederom een telefoontje van het
verzorgingstehuis. De persoon vraagt of hij belang heeft bij een erfstuk. Hij
heeft geen belangstelling. Wel krijgt hij enkele weken later haar fotoalbums te
zien. Om zijn gedachten te verzetten, rijdt Jeroen op de dag van de crematie
uren rond. Als hij weer thuis komt, werkt hij verder aan zijn boek over
zelfmoord in de Nederlandstalige literatuur.
Jeroen besluit een boek te schrijven over zijn tijd in Tjideng. Eigenlijk vindt
hij dat hij geen boek mag schrijven over het leven in Tjideng, omdat hij daar
een onbezorgde tijd heeft gehad. Hij was levenslustig en leed géén honger,
omdat zijn moeder regelmatig eten smokkelde. De enige reden die hij noemt om
dit boek te schrijven is 'octaviteit'.
Recensies
Dirk Leyman in “de morgen” over bezonken rood:
"Ik moet geloof ik iets over de dood van mijn moeder schrijven,
daarin verwerkend een zeer smartelijk verhaal (een herinnering) uit het
Jappenkamp", zo bericht Jeroen Brouwers op 7 februari 1981 in een brief
aan Tom van Deel. Een week eerder was zijn moeder gecremeerd. Hoewel hij nog
amper contact met haar had, zorgt haar overlijden ervoor dat Brouwers bruusk
wordt terug geslingerd naar zijn vroegste herinneringen. Die vormen de kern van
'Bezonken rood' (1981), een boek dat Brouwers allerwegen lof, twaalf
vertalingen en zelfs de Franse Prix Fémina Etranger opleverde, maar ook felle
controverse teweegbracht.
Als 3-jarige belandt Brouwers in 1943 samen met
zijn zusje, moeder en grootmoeder in het vrouwenkamp Tjideng, in het toenmalig
bezette Nederlands-Indië. De gruwelijke gebeurtenissen waarvan hij getuige is,
laten bij Brouwers onherstelbare kerven na. Niet alleen raakt zijn relatie met
zijn moeder beschadigd (zeker als ze hem 'verraadt' door hem nadien in een
kostschool te plaatsen), ook bij alle latere liefdesrelaties lijkt hij
'verkeerd verbonden'.
"Oedipus schreit. Jawel. Ik zocht naar mijn
moeder, naar de mooie vrouw uit de eerste jaren van mijn leven. Die moeder werd
gemarteld, kaalgeschoren, gehavend, kapot gemaakt - en toen hield ik op van
haar te houden", zo vertelde Brouwers in een interview met Jan Brokken.
'Bezonken rood is een navrante rouw zang, vol zelfhaat en schuldbesef ("Ik
sta aan de verkeerde kant, mijn liefde gaat verloren"). Tegelijk gaat dit
zo symboolrijke en hecht gecomponeerde boek over een getormenteerde man die de
geboorte van zijn dochtertje niet wil meemaken en geen blijf weet met een intussen
opspelende verliefdheid. 'Bezonken rood' zal samen met 'Het verzonkene' (1980)
en 'De zondvloed' (1988) deel uitmaken van Brouwers' klassieke Indiëromans.
Het boek kwam Brouwers op hevige reprimandes te
staan van onder meer Rudy Kousbroek, die vond dat Brouwers de gruwel in de
Jappenkampen aandikte. Maar Brouwers, die Kousbroek polemisch decimeerde als
"een geobsedeerde raaskallende gelijkhebber", stelde: "Ik heb
niet gelogen, ik heb een roman geschreven." En een roman roept een nieuwe
'werkelijkheid' in het leven, waar of niet waar, doet er weinig toe.
Ann Meskens in "de morgen" over Bezonken
rood:
"Een prachtig, verschrikkelijk en aangrijpend boek." Dat is voor dit
roemruchte boek nog een spaarzaam uitgedrukt oordeel. Bezonken rood is voor
velen een van de prachtigste, verschrikkelijkste en aangrijpendste boeken uit
de Nederlandstalige literatuur.
Brouwers' dwingende en onontkoombare taal
verplicht de lezer de verschrikkingen van het Japanse interneringskamp Tjideng
- en van het kind Jeroen Brouwers dat daar verblijft - onder ogen te zien. Het
is bij de scherpe herinneringen moeilijk de blik af te wenden, iets anders te
zien of aan iets anders te denken. Ook bij de lezer moet het geheugen vooral
schrijnen, slaan en treffen. De balsturige humor die Brouwers' taal eigen is,
maakt het verhaal alleen maar prachtiger, verschrikkelijker en
aangrijpender."
Naar aanleiding van de R.A.M-uitzending
van vorige week las ik dit boekje. Ik ben nog helemaal onder de indruk. Niet
alleen van de gebeurtenissen die Brouwers beschrijft, maar vooral om de manier
waarop. Het is schrijnend, zeer indrukwekkend, het is helemaal waar, wat
hierboven geschreven staat. En het is ook niet na te vertellen...
Mijn mening
Bezonken Rood is zonder enige
twijfel één van de meest aangrijpende en indrukwekkendste boeken die ik ooit
heb gelezen. De schrijfstijl is soms wat lastig te volgen, omdat er vaak
sprongen worden gemaakt in de tijd, achter- en vooruit. Ook worden er vaak
dingen verteld die niets met het verhaal te maken hebben, wat het soms
ingewikkeld maakt.
Het verhaal vond ik echter zeer indrukwekkend. Jeroen Brouwers verteld
in dit boek vanuit het oogpunt van een kind wat er gebeurde in kampen zoals
Tjideng. Toch vond ik deze gebeurtenissen niet het meest schokkend. Wat ik wel
schokkend vond was dat Jeroen Brouwers beschreef hoe de kleine dingen hem veel
meer raakte dan het dood en verderf om hem heen in het kamp. Niet alleen ten
tijde van de oorlog, maar ook daarna. Zo beschrijft hij in het boek hoe hij in
de rij staat voor een opvanghuis, en dat hij zijn moeder ziet zoeken naar hem. Hoewel dat niet zo verschrikkelijk klinkt, was het dat voor hem wal, want
in Tjideng zag zijn moeder hem altijd staan door zijn tropenhelm. Dit geeft hem
het gevoel dat zijn moeder hem opgeeft, en onder andere deze gebeurtenis zorgt
er later voor dat ze weinig contact hebben.
Al met al een aanrader voor iedere lezer die geïnteresseerd in
literatuur, maar wees wel bewust dat het geen boek is om lekker bij te gaan
zitten.