Een pad zonder obstakels
Poëzie is
voor mij onbewandelbaar terrein. Een pad vol obstakels waar je maar niet
overheen komt. Het schrijven van een sinterklaas gedicht schuif ik nog verder
voor me uit dan het schrijven van een essay voor Nederlands. En die gaat nog
wel over poëzie. Het is een soort valkuil, waarbij je een touw toegeworpen
krijgt, die vlak voordat je bij de rand bent, knapt. Door de jaren heen heb ik
nog nooit meer dan drie strofes kunnen schrijven, in de meest simpele vorm. Ik
heb nog nooit een gedicht geschreven en gedacht, dit betekent iets, hier ben ik
tevreden over. Het lezen van poëzie is niet veel anders. De onbegrijpelijke
metaforen, onbeduidende personificaties en voor mij vaak onverwachte
enjambement zorgen ervoor dat gedichten voor mij onopgeloste puzzels blijven.
Een leger van woorden waarover ik me maar geen meester kan maken.
En toch, en
toch heeft het ook iets moois. Heel af en toe komt er eens een ballade, sonnet
of ander vers voorbij die enige zin van tastbaarheid met zich meedraagt. Waarbij
ik na veel vallen en opstaan toch aan het einde van dat pad vol obstakels
uitkom. Waarbij het touw het net lang genoeg houdt, en ik over de rand van de
kuil kan klimmen waar zich een betekenis, gevoel of wonderlijk tafereel zich
aan mij openbaart. Dan is poëzie iets wonderlijks dat de mooiste herinneringen,
gevoelens of verlangens in je naar boven kan halen. Zo ook bij het gedicht Zwerversliefde van Adriaan Roland Holst.
Allereerst spreekt dit gedicht mij aan
omdat het één van de dingen die ik het grondigst haat aan de meeste poëzie,
achterwege laadt. In Zwerversliefde
zul je geen woorden vinden die nergens mee in verband lijken te staan, of
anekdotes die voor mij geen verband lijken te houden met de strekking van het
gedicht, als ik die al weet te ontcijferen. In Zwerversliefde vind je enkel die stilistische middelen, die ook
daadwerkelijk iets toevoegen aan het gedicht. Zo bevat het gedicht veel
enjambement, op zo’n manier dat iedere strofe een omarmende eindrijm bevat. In
het gedicht is bovendien één belangrijke metafoor door het gehele verhaal
verweven en treedt er synesthesie op als Holst de woorden ‘oude wind’ gebruikt.
Afijn, dat is verder niet waarom dit zo’n mooi gedicht en bovendien niet het
meest interessant van dit stuk poëzie.
Zwerversliefde is een gedicht met een verhaal en één dat ontzettend mooi verteld wordt. De eerste zin geeft meteen de hoofdgedachte van het hele gedicht weer:
“Laten wij zacht zijn voor elkander, kind –“, waarbij het streepje op het einde van de zin minstens even belangrijk is als de inhoud van de zin zelf. Dat streepje weerspiegelt de manier waarop Holst dit gedicht ter wereld; op een kalme, doch serieuze en gewichtige manier. Het streepje geeft een extra rust aan het einde van deze regel, en draagt daarmee bij aan zowel de kalmte als de gewichtigheid van dit gedicht. Het dwingt de lezer bovendien deze eerste regel te laten inzinken voor hij verdergaat met de rest. Op deze manier behoudt Holst de aandacht, zo deed hij althans bij mij. Die kalmte werkt voor mij bevredigend, zeker als ik die terugvindt in de rest van het gedicht, waar vooral herhaling van het woord ‘kind’ en de afsluiting van het gedicht met de openingszin dit te weeg brengen.
Zwerversliefde is een gedicht met een verhaal en één dat ontzettend mooi verteld wordt. De eerste zin geeft meteen de hoofdgedachte van het hele gedicht weer:
“Laten wij zacht zijn voor elkander, kind –“, waarbij het streepje op het einde van de zin minstens even belangrijk is als de inhoud van de zin zelf. Dat streepje weerspiegelt de manier waarop Holst dit gedicht ter wereld; op een kalme, doch serieuze en gewichtige manier. Het streepje geeft een extra rust aan het einde van deze regel, en draagt daarmee bij aan zowel de kalmte als de gewichtigheid van dit gedicht. Het dwingt de lezer bovendien deze eerste regel te laten inzinken voor hij verdergaat met de rest. Op deze manier behoudt Holst de aandacht, zo deed hij althans bij mij. Die kalmte werkt voor mij bevredigend, zeker als ik die terugvindt in de rest van het gedicht, waar vooral herhaling van het woord ‘kind’ en de afsluiting van het gedicht met de openingszin dit te weeg brengen.
Holst
beschrijft het dwarrelen van bladeren in de wind, en gebruikt dit als metafoor
voor de liefde tussen mensen. Hij spoort aan toch vooral zacht en vredelievend
voor elkaar te zijn, omdat we in de tijd die we samen hebben moeten genieten,
voordat we allen worden voortgedragen in onze tocht op de vleugels van de wind,
die wij zelf niet besturen.
O, laten wij maar zacht zijn, en maar niet
het trotse hoge woord van liefde spreken,
want hoeveel harten moesten daarom breken
onder de wind in hulpeloos verdriet.
De manier waarop Holst voorstelt
zacht te zijn, en maar niet het trotse hoge woord van liefde te spreken. Vind
ik inspirerend. De eerste keer dat ik deze strofe las, snapte ik niet wat hij
bedoelde en vroeg ik me af waarom we niet van liefde moeten spreken, als dit
toch zeker zou betekenen dat je zacht voor elkander bent en elkaar liefhebt? Later,
toen ik ook de rest van het gedicht nog eens goed had gelezen, begreep ik dat
deze definitie van liefde niet was waar Holst op doelde. Liefde betekent
namelijk ook dat het des te meer pijn doet als je elkaar verliest, en er
bovendien onontkoombare ruzies aan te passen, die normaliter gezond zouden
zijn. In Zwerversliefde, echter,
wordt gesteld dat wij geen langdurige liefdesrelaties aan zouden moeten gaan,
en samen moeten genieten van de tijd die we hebben, zonder complicaties. -voor we elkander weer vergeten –
Zwerversliefde bevat in mijn ogen een grote tegenstrijdigheid. Aan
de ene kant roept de gedachte van bladeren in de wind een zeker gevel van
vrijheid, vrolijkheid en blijdschap in mij op, omdat deze frivole en ongebonden
bladeren nooit ergens naartoe hoeven en door niets of niemand worden
tegengehouden. Het schept een beeld van een persoon die kan gaan en staan waar
hij, zonder verhinderingen of verplichtingen. Toch bespeur ik ook een
achterliggende gedachte van gebondenheid en
beperktheid in dit gedicht, omdat het blaadje in de wind nooit echt de
controle heeft. De treurige gedachte dat je iedereen die je ooit tegenkomt weer
vergeet, als de wind besluit jullie eer uit elkaar te drijven, zorgt voor een
constante wetenschap in je achterhoofd dat een lange relatie nooit een optie
is, en dat het trotse hoge van liefde een zonde is die slechts verdriet en
verlies tot gevolg heeft. Bovendien spreekt Holst in het vierde kwatrijn van eenzaamheid,
die wij allen ervaren.
De tegenstrijdigheid laat
mij in een moeilijke positie. Aan de ene kant heeft Holst Zwerversliefde tot een warm en lieflijk gedicht gemaakt, terwijl
hij aan de andere kant onderwerpen aansnijdt die een droevige gedachtegang in
werking zetten. Hierdoor lijkt dit gedicht, al vond ik het nog zo mooi, toch
het zoveelste werk te worden waar ik niet goed over uitkom.

Toch is er één beeld dat
overheerst in mijn hoofd. Een beeld dat eigenlijk heel erg voor de hand ligt en
dat door Holst zelf al wordt geschetst. Het idee van de dwarrelende bladeren,
die olijk en vrij hun weg tussen de herfstwinden door zoeken, blijft bij mij
hangen. Dit beeld overwint het van de deprimerende gedachten en de
angstaanjagende verwachtingen als dan toch het woord liefde terloops een keer
valt. Deze bladeren zijn voor mij het teken van vrijheid, waar toch velen
–waaronder ik- zo naar streven. Een leven waarbij je vrij bent om te handelen
naar eigen inzicht en door geen enkel obstakel de weg wordt geblokkeerd.
Ongecompliceerd, waarbij het pad vol obstakels godzijdank toch slechts een
enkele optie was, waarnaast een prachtig weggetje dezelfde bestemming heeft, en
je de valkuil weet te ontwijken. Want ik moet toch geloven dat die vrijheid en
gelukzaligheid het zullen winnen van het verlies en de maatloze verlatenheden.
En misschien, heel misschien, kan dan toch nog op een dag het blaadje van de
wind overwinnen en neerdalen, en daar zijn eigen lot bepalen.
Maar laten we dan in de
tussentijd toch vooral zacht zijn voor elkaar, en in tijden van eenzaamheid de
hoofden bij elkander steken, om in een laatste droom gemeenzaam te zijn voordat
eenieder weer zijn eigen weg gaat. Want wat de wind wil, zullen wij nooit
weten.
Zwerversliefde
A. Roland Holst (1888-1976)
Laten wij zacht zijn voor
elkander, kind -
want, o de maatloze
verlatenheden,
die over onze moegezworven
leden
onder de sterren waaie' in
de oude wind.
O, laten wij maar zacht
zijn, en maar niet
het trotse hoge woord van
liefde spreken,
want hoeveel harten moesten
daarom breken
onder de wind in hulpeloos
verdriet.
Wij zijn maar als de blaren
in de wind
ritselend langs de zoom van
oude wouden,
en alles is onzeker, en hoe
zouden
wij weten wat alleen de
wind weet, kind –
En laten wij omdat wij
eenzaam zijn
nu onze hoofden bij
elkander neigen,
en wijl wij same' in 't
oude waaien zwijgen
binnen een laatste droom
gemeenzaam zijn.
Veel liefde ging verloren
in de wind,
en wat de wind wil zullen
wij nooit weten;
en daarom -voor we elkander
weer vergeten -
laten wij zacht zijn voor
elkander, kind.
uit Verzamelde Gedichten
(1948)