donderdag 25 februari 2016

Zwerversliefde



Een pad zonder obstakels

Poëzie is voor mij onbewandelbaar terrein. Een pad vol obstakels waar je maar niet overheen komt. Het schrijven van een sinterklaas gedicht schuif ik nog verder voor me uit dan het schrijven van een essay voor Nederlands. En die gaat nog wel over poëzie. Het is een soort valkuil, waarbij je een touw toegeworpen krijgt, die vlak voordat je bij de rand bent, knapt. Door de jaren heen heb ik nog nooit meer dan drie strofes kunnen schrijven, in de meest simpele vorm. Ik heb nog nooit een gedicht geschreven en gedacht, dit betekent iets, hier ben ik tevreden over. Het lezen van poëzie is niet veel anders. De onbegrijpelijke metaforen, onbeduidende personificaties en voor mij vaak onverwachte enjambement zorgen ervoor dat gedichten voor mij onopgeloste puzzels blijven. Een leger van woorden waarover ik me maar geen meester kan maken.
En toch, en toch heeft het ook iets moois. Heel af en toe komt er eens een ballade, sonnet of ander vers voorbij die enige zin van tastbaarheid met zich meedraagt. Waarbij ik na veel vallen en opstaan toch aan het einde van dat pad vol obstakels uitkom. Waarbij het touw het net lang genoeg houdt, en ik over de rand van de kuil kan klimmen waar zich een betekenis, gevoel of wonderlijk tafereel zich aan mij openbaart. Dan is poëzie iets wonderlijks dat de mooiste herinneringen, gevoelens of verlangens in je naar boven kan halen. Zo ook bij het gedicht Zwerversliefde van Adriaan Roland Holst.
Allereerst spreekt dit gedicht mij aan omdat het één van de dingen die ik het grondigst haat aan de meeste poëzie, achterwege laadt. In Zwerversliefde zul je geen woorden vinden die nergens mee in verband lijken te staan, of anekdotes die voor mij geen verband lijken te houden met de strekking van het gedicht, als ik die al weet te ontcijferen. In Zwerversliefde vind je enkel die stilistische middelen, die ook daadwerkelijk iets toevoegen aan het gedicht. Zo bevat het gedicht veel enjambement, op zo’n manier dat iedere strofe een omarmende eindrijm bevat. In het gedicht is bovendien één belangrijke metafoor door het gehele verhaal verweven en treedt er synesthesie op als Holst de woorden ‘oude wind’ gebruikt. Afijn, dat is verder niet waarom dit zo’n mooi gedicht en bovendien niet het meest interessant van dit stuk poëzie.
Zwerversliefde is een gedicht met een verhaal en één dat ontzettend mooi verteld wordt. De eerste zin geeft meteen de hoofdgedachte van het hele gedicht weer:
“Laten wij zacht zijn voor elkander, kind –“, waarbij het streepje op het einde van de zin minstens even belangrijk is als de inhoud van de zin zelf. Dat streepje weerspiegelt de manier waarop Holst dit gedicht ter wereld; op een kalme, doch serieuze en gewichtige manier. Het streepje geeft een extra rust aan het einde van deze regel, en draagt daarmee bij aan zowel de kalmte als de gewichtigheid van dit gedicht. Het dwingt de lezer bovendien deze eerste regel te laten inzinken voor hij verdergaat met de rest. Op deze manier behoudt Holst de aandacht, zo deed hij althans bij mij. Die kalmte werkt voor mij bevredigend, zeker als ik die terugvindt in de rest van het gedicht, waar vooral herhaling van het woord ‘kind’ en de afsluiting van het gedicht met de openingszin dit te weeg brengen.


Holst beschrijft het dwarrelen van bladeren in de wind, en gebruikt dit als metafoor voor de liefde tussen mensen. Hij spoort aan toch vooral zacht en vredelievend voor elkaar te zijn, omdat we in de tijd die we samen hebben moeten genieten, voordat we allen worden voortgedragen in onze tocht op de vleugels van de wind, die wij zelf niet besturen.
O, laten wij maar zacht zijn, en maar niet
het trotse hoge woord van liefde spreken,
want hoeveel harten moesten daarom breken
onder de wind in hulpeloos verdriet.

De manier waarop Holst voorstelt zacht te zijn, en maar niet het trotse hoge woord van liefde te spreken. Vind ik inspirerend. De eerste keer dat ik deze strofe las, snapte ik niet wat hij bedoelde en vroeg ik me af waarom we niet van liefde moeten spreken, als dit toch zeker zou betekenen dat je zacht voor elkander bent en elkaar liefhebt? Later, toen ik ook de rest van het gedicht nog eens goed had gelezen, begreep ik dat deze definitie van liefde niet was waar Holst op doelde. Liefde betekent namelijk ook dat het des te meer pijn doet als je elkaar verliest, en er bovendien onontkoombare ruzies aan te passen, die normaliter gezond zouden zijn. In Zwerversliefde, echter, wordt gesteld dat wij geen langdurige liefdesrelaties aan zouden moeten gaan, en samen moeten genieten van de tijd die we hebben, zonder complicaties. -voor we elkander weer vergeten –

Zwerversliefde bevat in mijn ogen een grote tegenstrijdigheid. Aan de ene kant roept de gedachte van bladeren in de wind een zeker gevel van vrijheid, vrolijkheid en blijdschap in mij op, omdat deze frivole en ongebonden bladeren nooit ergens naartoe hoeven en door niets of niemand worden tegengehouden. Het schept een beeld van een persoon die kan gaan en staan waar hij, zonder verhinderingen of verplichtingen. Toch bespeur ik ook een achterliggende gedachte van gebondenheid en  beperktheid in dit gedicht, omdat het blaadje in de wind nooit echt de controle heeft. De treurige gedachte dat je iedereen die je ooit tegenkomt weer vergeet, als de wind besluit jullie eer uit elkaar te drijven, zorgt voor een constante wetenschap in je achterhoofd dat een lange relatie nooit een optie is, en dat het trotse hoge van liefde een zonde is die slechts verdriet en verlies tot gevolg heeft. Bovendien spreekt Holst in het vierde kwatrijn van eenzaamheid, die wij allen ervaren.
De tegenstrijdigheid laat mij in een moeilijke positie. Aan de ene kant heeft Holst Zwerversliefde tot een warm en lieflijk gedicht gemaakt, terwijl hij aan de andere kant onderwerpen aansnijdt die een droevige gedachtegang in werking zetten. Hierdoor lijkt dit gedicht, al vond ik het nog zo mooi, toch het zoveelste werk te worden waar ik niet goed over uitkom.
http://nieuws.weeronline.nl/wp-content/uploads/2012/10/herfst-wind.jpg
Toch is er één beeld dat overheerst in mijn hoofd. Een beeld dat eigenlijk heel erg voor de hand ligt en dat door Holst zelf al wordt geschetst. Het idee van de dwarrelende bladeren, die olijk en vrij hun weg tussen de herfstwinden door zoeken, blijft bij mij hangen. Dit beeld overwint het van de deprimerende gedachten en de angstaanjagende verwachtingen als dan toch het woord liefde terloops een keer valt. Deze bladeren zijn voor mij het teken van vrijheid, waar toch velen –waaronder ik- zo naar streven. Een leven waarbij je vrij bent om te handelen naar eigen inzicht en door geen enkel obstakel de weg wordt geblokkeerd. Ongecompliceerd, waarbij het pad vol obstakels godzijdank toch slechts een enkele optie was, waarnaast een prachtig weggetje dezelfde bestemming heeft, en je de valkuil weet te ontwijken. Want ik moet toch geloven dat die vrijheid en gelukzaligheid het zullen winnen van het verlies en de maatloze verlatenheden. En misschien, heel misschien, kan dan toch nog op een dag het blaadje van de wind overwinnen en neerdalen, en daar zijn eigen lot bepalen.

Maar laten we dan in de tussentijd toch vooral zacht zijn voor elkaar, en in tijden van eenzaamheid de hoofden bij elkander steken, om in een laatste droom gemeenzaam te zijn voordat eenieder weer zijn eigen weg gaat. Want wat de wind wil, zullen wij nooit weten.



































Zwerversliefde
A. Roland Holst (1888-1976)

Laten wij zacht zijn voor elkander, kind -
want, o de maatloze verlatenheden,
die over onze moegezworven leden
onder de sterren waaie' in de oude wind.

O, laten wij maar zacht zijn, en maar niet
het trotse hoge woord van liefde spreken,
want hoeveel harten moesten daarom breken
onder de wind in hulpeloos verdriet.

Wij zijn maar als de blaren in de wind
ritselend langs de zoom van oude wouden,
en alles is onzeker, en hoe zouden
wij weten wat alleen de wind weet, kind –

En laten wij omdat wij eenzaam zijn
nu onze hoofden bij elkander neigen,
en wijl wij same' in 't oude waaien zwijgen
binnen een laatste droom gemeenzaam zijn.

Veel liefde ging verloren in de wind,
en wat de wind wil zullen wij nooit weten;
en daarom -voor we elkander weer vergeten -
laten wij zacht zijn voor elkander, kind.


uit Verzamelde Gedichten (1948)











Geen opmerkingen:

Een reactie posten