Lof der
zotheid
Zakelijke informatie
·
Titel: Lof
der Zotheid
·
Auteur: Desiderius
Erasmus
·
Uitgeverij: Willem
Geillyaert, Emden
·
Jaar van uitgave: 1511
·
Aantal pagina’s: 137
In Lof der Zotheid roept Desiderius Erasmus aan tot
hervorming van de kerk. Hoewel hij het boek zelf een niemendalletje vond, is het desondanks zijn meest succesvolle boek. In Lof der Zotheid vertelt Erasmus
niet zo zeer een verhaal, maar spreekt hij via de dwaasheid zijn publiek aan en
probeert hij hen aan te zetten tot hervorming van de kerk. Het is dus een
eigenlijk een uitgerekt betoog, waarvan de inhoud uitgebreider wordt besproken
op de volgende website: http://www.scholieren.com/boekverslag/48316
.
Voor de tijd waarin Erasmus leefde was deze vorm van satire
en humor in Lof der Zotheid zeer gebruikelijk in die tijd, zo zegt ook Bas
Heijne in NRC; http://nrcboeken.vorige.nrc.nl/recensie/durf-niet-te-weten
. Erasmus leefde van ongeveer 1467 tot 1536. In deze tijd heeft hij veel gereisd, terwijl hij geld
verdiende met zijn boeken en geld kreeg van bewonderaars. Erasmus heeft, nadat
hij was ontsnapt aan een kloosterlijk leven, theologie gestudeerd en is het
leven verder doorgegaan als schijvend humanist en geleerde. Ondanks zijn soms
brutale uitspraken in Lof der Zotheid, nam hij geen standpunt in de werkelijke
hervorming van de kerk onder leiding van Maarten Luther, maar daarover meer op http://www.lezenvoordelijst.nl/zoek-een-boek/nederlands-15-tm-19-jaar/l/lof-der-zotheid/
.
Gedichten
1. Het eerste
gedicht dat ik heb gekozen is hieronder te lezen, en heeft volgens mij een
sterke band met het boek. In dit gedicht wordt God beschreven als iemand naar
wie je keert voor hulp en je zonden te vergeven, en iemand die je niet zou
moeten zoeken in bijvoorbeeld beelden of andere kunstvormen. Dit houdt sterke
connectie met de boodschap die Desiderius Erasmus probeert mee te geven aan
zijn lezers in Lof der Zotheid.
Ik ben mijn zonde
moe
Ik ben mijn zonde moe en mijn berouw,
ik ben mijzelve moede en ik ben
het zoeken moe naar God, die ik niet ken,
en die ik toch zo gaarne kennen zou.
Ik ben mijn zwakheid moe en mijn verdriet,
mijn arbeid en mijn hoop en mijn genot,
maar bovenal het zoeken naar mijn God! -
Ik ben het zoeken moede - maar God niet.
Hij ziet en kent mijn zonde en vergeeft
ze zeventig maal zeven maal en meer.
Hij wil niet, dat mijn ziele sterft maar leeft.
O, wonderbare goedheid van de Heer,
die naar zo moedeloos een ziel nog vraagt,
die alle dingen en ook mij verdraagt.
Jacqueline van der
Waals
uit: Gebroken kleuren,
1939 Callenbach,
Nijkerk
2. Het tweede
gedicht dat ik heb gekozen is sonnet 15 van William Shakespeare. In deze sonnet
heeft Shakespeare vergelijkbare kritiek op mensen als Erasmus in Lof der
Zotheid. Erasmus haalt hierin uit naar de samenleving en de verhoudingen hierin.
Ook Shakespeare verwijt de mensheid ervan weg te kwijnen en in verval te raken.
Sonnet 15
Als ik bedenk hoe al wat groeit en leeft
Niet meer dan korte tijd volmaakt kan zijn;
Dat het toneel slechts schijn te bieden heeft,
Beïnvloed door de sterren in 't geheim;
Als ik de mensheid zie: een plant die groeit,
Die kiemt en kwijnt onder dezelfde zon;
Eerst vol van jeugdig sap, dan uitgebloeid,
Zodat geen mens haar schoonheid heugen kon;
Beseffend dat ooit alles sterven zal,
Zie ik jouw rijke jeugd nu voor me staan,
Terwijl de Tijd bekokstooft met Verval
In welke nacht jouw jeugd zal ondergaan.
Mijn liefde is in oorlog met de Tijd;
Ik dicht, terwijl hij alles openrijt.
William Shakespeare
Vertaling: Arie van
der Krogt
3. Mijn derde
en laatste gedicht heb ik gekozen, omdat het juist het tegenovergestelde van
Lof der Zotheid is. In Een Geschenk illustreert
Toon Tellegen God als een persoon die aanspreekbaar en tastbaar is. Dit is
juist waar Erasmus tégen pleit, omdat
hij vond dat in die tijd God te veel werd gezien als iemand waarmee je direct
contact kon hebben via de kerk. De vergelijking mag zelf gemaakt worden met het
gedicht.
Een geschenk
Ze trokken God aan zijn mouw:
'Dat geschenk van je,
de liefde,
wat was daar je bedoeling van?'
Het regende
en God verzonk in gepeins
(maar eerst rukte hij zich nog los,
hij hield niet van hun manieren)
en al peinzend
waadde hij door leven en door dood,
door waanzin en nalatigheid,
door waarheid en door angst,
zag hoe zij frunnikten aan elkaars jas
en daalde peinzend af
langs de smalle trap van hun rede-
'Ik heb het geweten,' mompelde hij. 'Ik heb het geweten.'
© Toon Tellegen,
uit Kruis en munt
Querido/Poetry
International,
Amsterdam/Rotterdam
2000
Eigen sonnet
Ergens midden in de nacht
Drijft een volle boot op zee
Mensen waar niemand meer op wacht,
Ze varen hoopvol mee
Eenzaam, met heel veel anderen
Van een zwart verleden naar het licht
Biddend dat hun wereld zal veranderen
Alle hoop op ons gericht
Maar wie die leven in dat licht
Hebben geen zin om het te delen
Het is van ons, de deur gaat dicht
Wat kan ons die andere schelen
Wie zal er voor ons staan
Als HIER het licht is uitgegaan?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten