zaterdag 26 september 2015

Dubbelgangers en mysterie

De Donkere Kamer van Damokles
 

Samenvatting
Het hoofdpersonage is Henri Osewoudt, een jongen die de puberteit lichamelijk niet doormaakt. Aan het begin van het verhaal wordt in de sigarenwinkel van zijn ouders in Voorschoten zijn vader vermoord door zijn psychopathische en aan waanvoorstellingen lijdende moeder, waarna de 12-jarige Henri bij zijn oom Bart en diens dochter Ria in Amsterdam wordt ondergebracht. Als Henri achttien is besluit hij te trouwen met zijn volle nicht Ria. Samen met Henri's moeder die inmiddels uit het gesticht is ontslagen keren ze met zijn drieën terug naar de sigarenwinkel. Henri heeft daarna het gevoel alsof zijn leven nu al voorbij is, al is hij pas twintig.
Dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit. Enkele dagen na de capitulatie komt er een man de sigarenwinkel binnen die zich Dorbeck noemt. Tijdens het bombardement op Rotterdam heeft hij twee Duitse militairen neergeschoten en nu moet hij zich vermommen. Osewoudt geeft Dorbeck een kostuum te leen en begraaft Dorbecks kostuum in zijn eigen tuin. Dorbeck lijkt qua uiterlijk erg op Osewoudt en is even groot, hij heeft alleen zwart haar terwijl Osewoudt blond is. Als Dorbeck – die inmiddels door de Duitsers wordt gezocht – later het kostuum komt terugbrengen, laat hij bij Osewoudt tevens twee Leica-films achter om te ontwikkelen. Het ontwikkelen mislukt, waarna Osewoudt om zijn gepruts te maskeren met een eigen Leica-camera zelf een paar nieuwe foto's maakt. Dorbeck blijkt bij zijn volgende bezoek echter opeens niet meer geïnteresseerd in de opnames en vertelt dat er niets op stond. Hij vraagt Osewoudt om met de trein naar Haarlem te komen. Daar plegen Dorbeck en Osewoudt samen met nog een handlanger een overval op een Duits kantoor. Osewoudt slaagt er later in om wel een serie foto's te ontwikkelen die Dorbeck hem bij zijn allereerste bezoek heeft gegeven. Deze foto's stuurt hij op naar Dorbeck. Later blijkt Elly, een meisje dat Osewoudt uit handen van de Duitsers moet zien te houden, een van deze foto's in haar bezit te hebben. Ze vertelt Osewoudt echter niet hoe ze hieraan is gekomen en Dorbeck lijkt ze helemaal niet te kennen.
Naarmate de oorlog voortduurt, raakt Osewoudt bij het verzet betrokken doordat hij steeds nieuwe en gevaarlijke opdrachten krijgt van Dorbeck. Als Ria en zijn moeder door de Duitsers gevangen worden genomen, moet hij vluchten en onderduiken. Osewoudts laat zijn haar zwart verven door Marianne Sondaar, een joodse studente op wie hij verliefd wordt. Hij mag clandestien foto's gaan ontwikkelen in de ondergrondse verzetsgroep van Labare in Leiden. Wanneer Osewoudt later zelf ook in handen van de Duitsers valt, wordt hij om onduidelijke redenen in het ziekenhuis opgenomen terwijl hem lichamelijk nauwelijks iets mankeert. Door twee onbekenden wordt hij uit het ziekenhuis bevrijd, waarna hij terugkeert naar het huis van Labare en diens handlangers, die echter kort daarop zelf gevangen worden genomen door de Duitsers. Ook Marianne is dan bij Labare aanwezig, maar samen met Osewoudt weten zij uit handen van de Duitsers te blijven.

Wanneer Osewoudt later alsnog weer wordt gearresteerd, krijgt hij van de Duitsers te horen dat Marianne inmiddels ook is opgepakt en in kamp Westerbork zit en dat ze bovendien zwanger van hem is. De Duitse officier Ebernuss belooft Marianne te bevrijden als Osewoudt in ruil daarvoor Dorbecks schuilplaats verraadt. Osewoudt zorgt dat hij Dorbeck heimelijk opnieuw ontmoet en waarschuwt hem, waarna ze Ebernuss vergiftigen en samen ontsnappen. Osewoudt krijgt van Dorbeck kleren om zich als verpleegster te vermommen. In deze vermomming trekt Osewoudt de amoureuze aandacht van een groepje militairen.[noten 1] Tevens verneemt Osewoudt van Dorbeck dat zijn moeder is vermoord, nadat ze bij de Duitsers was aangegeven door Ria, die inmiddels is hertrouwd. Hij krijgt van Dorbeck de volgende dag een berichtje dat Marianne bezig is te bevallen, maar wanneer Osewoudt op het aangegeven adres arriveert blijkt het kindje te zijn overleden. Marianne krijgt hij niet meer te zien. Osewoudt zoekt daarop Ria op in Voorschoten en vermoordt haar. Hij vermoordt ook een Duitse officier bij wie hij in de auto zat.
Aan het eind van de oorlog en kort erna blijkt Osewoudt tot zijn verbazing en frustratie helemaal niet als held, maar als verrader en handlanger van de Gestapo te worden beschouwd. Zijn "bevrijding" uit het ziekenhuis was door de Duitsers in scène gezet om hem gemakkelijk te kunnen volgen. De Nederlandse politie is er rotsvast van overtuigd dat Osewoudt hierbij rechtstreeks met de Duitsers onder een hoedje heeft gespeeld. Elly is door de Duitsers gedood en Osewoudt krijgt ook hier de schuld van. Oom Bart blijkt de oorlog te hebben overleefd, maar hij wil niets meer van zijn neef weten en zegt niets over hem dat ontlastend kan werken. Iedereen die verder nog ten gunste van Osewoudt had kunnen getuigen is dood of spoorloos verdwenen. Marianne schijnt inmiddels in een kibboets te zitten.
In zijn verdediging tegen de verdachtmakingen die tegen hem worden geuit, komt Osewoudt niet veel verder dan het telkens herhalen van zijn hoop dat Dorbeck op een dag uit zal komen leggen dat er sprake is van een misverstand. De mogelijkheid wordt nog geopperd dat Dorbeck in werkelijkheid iemand was van de familie Jagtman, aan wie Osewoudt in het begin van de oorlog in opdracht van Dorbeck de ontwikkelde foto's moest versturen. Deze Egbert Jagtman heeft twee Duitse militairen laten executeren, maar hij was al gedeporteerd naar Duitsland toen Osewoudt en Dorbeck aan het begin van de oorlog samen in Haarlem waren, dus hij kan het volgens Osewoudt onmogelijk zijn. De vroegere tandarts van deze familie probeert aan de hand van gebitsgegevens de betreffende persoon in een lijkenhuis van het concentratiekamp te identificeren, maar dit mislukt doordat de betreffende persoon geen tanden meer heeft en verder onherkenbaar is door de ontbinding. Hij heeft echter wel zwart haar, net als Dorbeck. Het blijft daarmee onduidelijk of Dorbeck nu wel of niet nog in leven is.




De figuur van Dorbeck wordt daarop door zowel de Nederlandse als de Engelse politie en in de media weggezet als een verzinsel of zelfs een hallucinatie van Osewoudt. De psychiater die vroeger Osewoudts moeder behandelde is van dit laatste overtuigd. Inmiddels is er op landelijk en internationaal niveau naar Dorbeck gezocht, maar nergens is ook maar het geringste spoor van hem te vinden. De pater die Osewoudt begeleidt heeft inmiddels Osewoudts camera teruggevonden die hij bij zijn laatste opdracht samen met Dorbeck was kwijtgeraakt. Als allerlaatste redmiddel probeert Osewoudt een foto te ontwikkelen waarop hijzelf en Dorbeck samen te zien zijn, maar de opname blijkt mislukt. Osewoudt rent nu in uiterste wanhoop het gebouw waarin hij wordt vastgehouden uit, waarop hij door zijn bewakers wordt doodgeschoten.


Recensie 1
Schrijver
Hermans, Willem Frederik
Titel
De donkere kamer van Damokles
Jaar van uitgave
1958
Bron
De Groene Amsterdammer
Publicatiedatum
27-08-2015
Recensent
Aukje van Roessel
Recensietitel
Wat is een held?
Taal
Nederlands
Dat goed of fout in de oorlog niet zo eenduidig was als na de bevrijding werd gedacht, liet Willem Frederik Hermans zien in zijn adembenemende roman over Henri Osewoudt. In hoeverre is hij verantwoordelijk voor zijn daden tijdens de oorlog?
Als drie jaar geleden tijdens de campagne van Nederland Leest De donkere kamer van Damokles van Willem Frederik Hermans centraal staat, is het gratis te verkrijgen exemplaar van het boek onderdeel van de 47ste druk met een oplage van negenhonderdduizend exemplaren. Dat had Hermans in november 1958 bij het verschijnen van een eerste oplage van tweeduizend exemplaren DDKD, zoals het boek wel wordt afgekort, niet voorzien. Integendeel zelfs.
'Ik had zelf ook geen vertrouwen in het boek', schrijft Hermans in 1988 aan W.H.M. Smulders, de auteur van de studie De literaire misleiding in De donkere kamer van Damokles. 'De belangstelling in die tijd was toch al klein', verklaart Hermans zijn gebrek aan vertrouwen. 'Zo herinner ik me nog hoe gedeprimeerd ik raakte toen ik voorjaar 1957 een hele stapel Ik heb altijd gelijk bij een tweehandsboekwinkel in Utrecht zag liggen…'
Hermans' eerdere boeken verkochten niet echt goed. 'Wel stond de publicatie van die boeken', aldus Hermans-biograaf Willem Otterspeer in Dorbeck, waar ben je? (2012), 'steeds garant voor een hoeveelheid herrie en schandaal die nieuw waren voor Nederland'. Otterspeer vat in dat biografische essay over De donkere kamer van Damokles ook kernachtig samen welke rol de schrijver volgens hem heeft gespeeld in de Nederlandse literaire wereld: 'De hartstocht waarmee Hermans na de oorlog de literatuur binnenstormde, de woede waarmee hij zijn romans op papier wierp, de polemiek waarmee hij zich een plaats hakte, het was in Nederland nooit eerder vertoond en het zou ook niet meer voorkomen.'

Willem Frederik Hermans, geboren in Amsterdam in 1921, was al begin jaren vijftig begonnen aan de oorlogs­roman De donkere kamer van Damokles. Dat bleek onder meer toen begin deze eeuw een manuscript ervan op de veiling kwam met aan het eind de woorden 'voorjaar 1952'. Dat had nog als titel Een overgevoelige natuur. Aan zijn uitgever Geert van Oorschot had Hermans overigens in de jaren daarna eens geschreven dat hij het manuscript in de vuilnisbak had gegooid en hem gevraagd het contract voor dat boek te vernietigen.
De beginzinnen van dat manuscript luiden: 'Wanneer de mensen niet bang waren, zouden zij nooit willen doen alsof zij anderen kenden. Zij zouden alleen oordelen over feiten en daden, niet over karakters.' Volgens Otterspeer is dat 'geen openingszin, het is een kreun, een confessie, een wereldbeeld'. In de uiteindelijke versie van de roman is die beginkreun er niet meer. De openingszinnen luiden dan: 'Dagenlang zwierf hij rond op zijn vlot, zonder drinken. Hij stierf van dorst want het water van de oceaan was zout.'
Maar het wereldbeeld van Hermans is gebleven. Otterspeer vat het zo samen: 'De onkenbaarheid van de werkelijkheid en haar chaos, dat was het thema van DDKD.' Hermans zelf laat zijn wereldbeeld doorklinken in de woorden van een verzetsman in het boek: 'Wat is een held? Iemand die straffeloos onvoorzichtig is geweest.'
Voor het naoorlogse Nederland dat sterk dacht in goed of fout, in zwart of wit zonder grijstinten daar tussenin, was dat wereldbeeld een schok. Mensen die in het verzet hadden gezeten waren immers helden. Als ze al fouten maakten, kwam dat hoogstens door onhandigheid en geklungel, zoals in Simons Vestdijks eerder verschenen Pastorale '43, het morele gelijk hadden ze aan hun kant.
Dat denken in goed of fout had na de bevrijding, zoals Ewoud Kieft schrijft in zijn boek Oorlogsmythen, Willem Frederik Hermans en de Tweede Wereldoorlog, welhaast religieuze trekken. 'De oorlog werd achteraf tot een metafysische strijd tussen God en Duivel gemaakt…' Hermans trok daartegen ten strijde. In zijn ogen was het nazisme ten onder gegaan 'aan de lafheid, luiheid, corruptie en onbekwaamheid van de leiders en de domheid van de meelopers. Allemaal omstandigheden die niets met de moraal, de cultuurfilosofie, de essayistiek, Nietzsche of wat dan ook te maken hebben…' Oftewel, het was niet God die de Duivel had verslagen, niet het goede dat het kwade had overwonnen. Dat was even slikken. Toen zeker, maar ook nu nog.
Hoofdpersoon in De donkere kamer van Damokles is sigarenhandelaar Henri Osewoudt. 'Die rare Henri Osewoudt', schrijft Claudia de Breij in 2012 in haar Lofrede als het boek dat jaar het middelpunt is van Nederland Leest. 'Die lelijke, te kleine jongen met zijn te hoge stem en wonderbaarlijk gebrek aan baardgroei.' Op de eerste dag van de oorlog komt een Nederlandse officier, Dorbeck, Osewoudts winkel binnen­lopen en vraagt hem een fotorolletje te ontwikkelen. Het is het begin van: 'Verzetsdaden. Liquidaties. Persoonsverwisselingen.' Dorbeck lijkt als twee druppels water op Osewoudt, maar is ook in alles zijn tegenbeeld. Of eigenlijk: dat wat Osewoudt wel zou willen zijn.

Hermans putte voor het verhaal over Osewoudt en Dorbeck uit de Parlementaire Enquête­commissie Regeringsbeleid 1940-1945. Hij noemt deze enquête 'een onuitputtelijke bron van opwinding'. In een interview in Vrij Nederland heeft hij het over 'al die tegenstrijdige verhoren waar totaal niets mee gedaan wordt'. En trekt daaruit zijn conclusie: 'Zo zie je dat als je over een heel klein feit zo uitvoerig mogelijke verklaringen bezit, je er absoluut geen enkele conclusie op kunt baseren.'
Hermans was vooral gefascineerd door de verhoren van Antonius van der Waals. 'Zo ben ik op het idee van de mysterieuze Dorbeck-figuur, in wiens opdracht de hoofdpersoon Osewoudt zou hebben gewerkt, gekomen door de verrader Van der Waals', zegt hij begin jaren zestig in een interview. Die Van der Waals probeert aan zijn veroordeling als verrader te ontkomen door een opdrachtgever te verzinnen voor al zijn foute daden tijdens de oorlog. Hij wordt niet geloofd en ter dood veroordeeld. Vlak voor zijn executie bekent Van der Waals dat die opdrachtgever nooit heeft bestaan.
De morele vraag die deze echte casus oproept is: zouden precies dezelfde daden van Van der Waals heldendaden zijn geweest als hij er wél opdracht toe had gekregen? Dat is wat Hermans intrigeert. Daar wil hij de lezers van De donkere kamer mee confronteren, en verontrusten. Vandaar ook die woorden in de beginkreun van het eerste manuscript over 'alleen oordelen over feiten en daden'.
Van de romanfiguur Dorbeck zullen we nooit weten of hij bestond dan wel was verzonnen door Osewoudt om zijn daden tijdens de oorlog goed te praten. Literatuurpluizers hebben elkaar daarover jarenlang in de haren gevlogen. Maar voor Hermans was die vraag niet belangrijk. Het zou in de roman maar hebben geleid tot zijpaden, zegt hij later in een interview tegen H.U. Jessurun d'Oliviera. Het gaat hem om de vraag in hoeverre Osewoudt verantwoordelijk is voor zijn eigen daden. Ook wil Hermans laten zien dat mensen uit Osewoudts omgeving er zelf steeds belang bij hebben hem tijdens zijn proces na de oorlog niet te geloven, ofwel omdat ze te kwader trouw zijn, uit domheid of vanuit een eigen wereld- of levensbeschouwing.
In 1954, vier jaar voor het verschijnen van het uiteindelijke boek, meldt Hermans de uiteindelijke titel aan zijn uitgever, De donkere kamer van Damocles, dan nog met een c. Hij geeft Van Oorschot ook een korte samenvatting van het boek en verklaart daarin tegelijkertijd de titel. 'Bij zijn ( Osewoudts - avr) spionagebezigheden speelt de fotografie een grote rol. Vandaar de titel. Telkens als hij in zijn donkere kamer een foto ontwikkelt, blijkt er niet te voorschijn te komen wat hij had gedacht. Door het ontwikkelen van foto's ontdekt hij de meest schokkende geheimen. De donkere kamer betreedt hij ten slotte alleen met angst; zij hangt als een zwaard van Damocles boven zijn hoofd.'
Tot Hermans' eigen verbazing wordt De donkere kamer goed ontvangen. Twee maanden na het verschijnen van het boek schrijft hij aan de Antwerpse dichter Gust Gils: 'Je hebt misschien gehoord dat het boek succes heeft. Er is nog geen enkele afwijzende kritiek verschenen.' In de recensies duiken woorden op als 'adem­benemend', 'meeslepend', 'grandioos' en 'aangrijpend'. Aan de onlangs overleden schrijver en dichter Sybren Polet schrijft Hermans in diezelfde eerste maand van 1959 dat hij de gunstige recensies een beklemmende gewaarwording vindt: 'De bijval die “Damokles" ondervindt blijft mij verbazen en verontrusten.'
Die verbazing en verontrusting komen mede doordat zelfs de Idil van dat moment over dit boek schrijft dat daarin sprake is van 'brandende deernis voor de medemens'. Idil is de Informatie Dienst Inzake Lectuur van de katholieke kerk die boeken cijfers geeft van I tot en met V, waarbij de I staat voor Verboden. De deernis voor de medemens in het boek komt van de persoon pater Beer, die zich op zijn knieën laat vallen en zijn armen om Osewoudt heen slaat als deze uiteindelijk wordt neergeschoten: 'Osewoudt, Osewoudt!, riep hij, zeg me wat ik voor je kan doen.'
De reactie van Idil is opmerkelijk omdat begin jaren vijftig Hermans nog de woede van de katholieken op de hals had gehaald door een passage in Ik heb altijd gelijk: 'De katholieken! Dat is het meest schunnige, belazerde, onderkruiperige, besodemieterde deel van ons volk. Maar die naaien erop los. Als konijnen, ratten, vlooien, luizen. Die emigreren niet. Die blijven wel zitten in Brabant en Limburg met puisten op hun wangen en rotte kiezen van het ouwels vreten.' Die passage leidde tot een rechtszaak, politiek rumoer en veel publiciteit. Zou vandaag zo over moslims worden geschreven, dan zouden de reacties eender zijn. Hermans' boek verkocht er destijds overigens niet beter door.
Dat De donkere kamer van Damokles wel goed verkocht, was omdat het, zoals Claudia de Breij in 2012 schrijft, 'op het eerste gezicht een spannende thriller is waarin, zo zou de tv-commercial ronken als het boek vandaag voor het eerst uitkwam, “niemand te vertrouwen is en niets is wat het lijkt"'.
Maar er is direct na verschijnen ook kritiek. Uiteraard, zou je nu zeggen, op het punt waardoor het boek meer is geworden dan een thriller en juist invloed heeft gehad op de manier van denken over goed of fout in de ­oorlog. De communist Jef Last schrijft in mei 1959 in De Nieuwe Stem dat hij er moeite mee heeft dat het verzet door Hermans wordt ­neergezet als 'uitsluitend bestaande uit laffe, zinloze moorden, een verzet (…) waarin van het hardnekkige, systematische werk om slachtoffers aan bonkaarten en persoonsbewijzen te helpen, van de opofferingen en stille heldenmoed waarmee jarenlang onder­duikers gehuisvest en verpleegd werden nauwelijks sprake was'. Volgens Last heeft Hermans daarmee een wapen ­klaargelegd 'voor alle ex-nazi's, voor alle lammelingen die het verzet wrok toedragen omdat ze er te beroerd voor waren'.
Hermans reageert. Uiteraard. Hij haat politieke correctheid. 'Personen die kwaad worden over de manier waarop ik verzet en verzets­daden bekijk, zijn te vergelijken met literatuur­minnaars die zeggen dat psychologen de literatuur kapotmaken omdat ze beweren dat schrijvers oraal gefixeerd zijn…' Jef Last zou volgens hem een aanwinst voor Idil zijn. Het is een manier van polemiek bedrijven, over en weer, waar we niet meer van opkijken.




Recensie 2
Schrijver
Hermans, Willem Frederik
Titel
De donkere kamer van Damokles
Jaar van uitgave
2013
Bron
De Morgen
Publicatiedatum
17-04-2013
Recensent
Christophe Vekeman
Recensietitel
Past W.F. Hermans nog in deze tijd?
Taal
Nederlands
Vijfenvijftig jaar nadat 'De donkere kamer van Damokles' van Willem Frederik Hermans verscheen beleeft het boek zijn vijftigste druk in een uiterst prestigieuze uitgave. Van de roman gingen bijna 1 miljoen exemplaren over de toonbank.
Wie ooit de proef op de som heeft genomen zal het zonder meer kunnen bevestigen: vraag aan een willekeurige Vlaamse klas laatstejaarsleerlingen wie er al eens van Willem Frederik Hermans gehoord heeft, en alle wijsvingers blijven werkeloos op de schoolbanken liggen. Natuurlijk is dit deels omdat het alweer achttien jaar is geleden dat Hermans overleed. Toch laat het zich sowieso maar moeilijk voorstellen dat (iemand als) Hermans zich vandaag de dag zou kunnen laten voorstaan op een grote populariteit onder het jonge of zelfs iets oudere volkje. Hermans op Facebook? Willem aan de twitter?
"Het verschil tussen de verkoopcijfers van Mulisch en mij is een kwestie van optimisme", verklaarde hij zelf in 1963. Er valt op deze stelling weinig af te dingen, en er kan ook nog wel een en ander aan toegevoegd worden.
Hermans was een ongemeen veelzijdig schrijver, die niet alleen zomaar uitblonk in het polemiseren tegen ongeveer de volledige rest van de wereld, maar van betreffend genre bovendien een echte kunst heeft gemaakt. Toch, kunst of niet, valt te betwijfelen of het pennenzwaard waarmee hij zo vurig en doeltreffend zijn vijanden te lijf ging heden niet voornamelijk in eigen lijf terechtkomen zou. Agressie, ook wanneer die in hooggestileerde literaire banen richting het papier wordt geleid, staat in een zo gewelddadige maatschappij als de onze allang in een zeer kwade geur, en van wat algauw 'scheldproza' wordt genoemd, hebben heel wat lezers een grondige afkeer.
Reken daarbij dat de bokkinezige Hermans allesbehalve progressief was, om niet te zeggen rechts, zich in menig geschrift tégen de democratisering van het universitair onderwijs heeft uitgesproken, vond dat het met de toestand in Zuid-Afrika onder het apartheidsregime al met al nogal meeviel en zacht gezegd niet op de barricaden stond voor pakweg het homohuwelijk, en je zult begrijpen dat 'politiek incorrect' een ongepast want al te ludiek en onschuldig klinkend etiket is om op zijn persoon en werk te kleven.
Eén woord: chaos
In de late jaren tachtig zag hij de nakende vereniging van Europa met lede ogen aan: het zou, voorspelde hij, de teloorgang van de Nederlandse taal betekenen. "Er zal dan natuurlijk door miljoenen nog een soort wormstekig brabbeltaaltje worden gesproken (...). Maar Nederlandse literatuur zal er dan niet meer worden voortgebracht." Of dat nu wel zo erg zou zijn? Ach. "Er zijn geen goede schrijvers", had Hermans decennia voordien al gesteld in Mandarijnen op zwavelzuur. "Soms ontstaat in ons land een goed boek, dat op het gemiddelde peil geen invloed heeft." Met de schrijvers was het kortom bijkans even slecht gesteld als met de literaire kritiek. Literaire prijzen? Hij wees ze met de trots van de beledigde doorgaans radicaal van de hand.
Voor solidariteit, maakbare mensen, moraal en illusies was in het wereldbeeld van Hermans geen plaats. Zijn filosofie was die van de eenling die niet aan vleierijen en het bakken van zoete broodjes gelooft, maar zich integendeel staande dient te houden in een beschavingsjungle vol levensgevaar, verraad en bedrog. Hoewel, bedrog? Wat valt er te bedriegen of te liegen in een wereld waarin waarheid niet bestaat en de taal een niet te slopen gevangeniscel is waaruit geen mens kan ontsnappen? Uit 'Preambule', het openingsstuk van de bundel Paranoia (1953): "Er is maar een werkelijk woord: chaos."
Deze zienswijze heeft Willem Frederik Hermans in geen andere roman zo accuraat uitgewerkt als in De donkere kamer van Damokles. Hij schreef uitgever Geert van Oorschot voor het eerst over het boek in november 1953, maar het kende vervolgens een zo grillige ontstaansgeschiedenis dat het er meermaals naar uitzag dat het nimmer zou worden voltooid. Aan Gerard Reve berichtte hij in de zomer van 1955: "Tot mijn ongeluk heeft deze Gebroeder Karamasof ( Van Oorschot, CV) een door mij ondertekend contract in zijn bezit, dat hem recht geeft op een roman (...) die ik nog altijd niet heb geschreven en voor zover geschreven, weggegooid." Maar als het boek in 1958 dan toch verschijnt, zijn de recensies over het algemeen lovend en verkoopt het betrekkelijk goed.
Hersenschim
De donkere kamer van Damokles laat zich onder meer lezen als een actiethriller, een oorlogsroman en een psychologisch portret van een Osewoudt geheten bleke jongen, "een klein monster, een rechtopstaande pad" met "witte haren", "gladde wangen" en een "hoge piepstem" die zijn dadeloze leven en apathische persoonlijkheid geheel en al op het conto van zijn weerzinwekkende, meisjesachtige uiterlijk schuift.
Pas als de Tweede Wereldoorlog aanbreekt en hij door ene Dorbeck met allerlei geheime opdrachten belast wordt, begint het ware leven voor hem en voelt hij zich als herboren. Dorbeck, immers, "een man voor wie de wereld zich buigt", is iemand aan wie hij zich letterlijk spiegelen kan: afgezien van het feit dat Dorbeck zwart haar én baardgroei heeft, is hij in uiterlijk opzicht Osewoudts volmaakte dubbelganger. Ze lijken op elkaar "zoals een negatief van een foto lijkt op een positief". Door toedoen van Dorbeck ontpopt de willoze sigarenwinkelier zich als een koelbloedige moordenaar, die weliswaar iets te veel vergissingen begaat om met recht een (verzets)held te mogen heten, maar toch boven zichzelf uitstijgt door het stellen van onverschrokken, manhaftig gedrag.
Het moge duidelijk zijn: Dorbeck verhoudt zich tot Osewoudt zoals een ideaalbeeld van iemand zich verhoudt tot zijn eigenlijke zelf. Maar dat is dan meteen ook het énige wat vaststaat in deze roman, waarin alles wat er gebeurt beschreven wordt vanuit het - onbetrouwbare - gezichtspunt van Osewoudt. Hoe ondoorgrondelijk de realiteit wel degelijk is, en hoe wankel elke aanspraak op het bezitten van de waarheid, wordt overigens wel bewezen door de overvloed aan studies die in de loop der jaren zijn verschenen over de vraag of Dorbeck nu 'echt' bestaat, dan wel louter een gehallucineerde hersenschim van Osewoudt is. Zelfs Hermans liet zich over de kwestie tegenstrijdig uit, en verklaarde nu eens dat het niet anders kon dan dat hij echt bestond (Osewoudt, namelijk, is niet geestesziek), dan weer dat het door de lezer niet viel uit te maken...
Zwart-wittekening
Maar doet het er wel toe? Aan het einde van de roman vertelt een psychiater Osewoudt: "Dorbeck is niets anders geweest dan de personificatie van bepaalde strevingen in je eigen ziel." Het woord 'personificatie' komt eveneens voor in Hermans' essay 'Experimentele romans' (ook daterend van 1958), waar we lezen: "De personen in de roman zullen dus eerder personificaties zijn dan personen." Het was er Hermans kortom niet om te doen 'mensen van vlees en bloed' te scheppen, maar wel om, gebruikmakend van 'zwart-wittekening' (denk aan de haarkleur van Osewoudt en Dorbeck), een 'melodramatische' ideeënroman te schrijven over de onkenbaarheid van wereld en mens. In die zin heeft Dorbeck natuurlijk evenmin bestaan als Osewoudt of eender welk fictief personage, zoals trouwens ook letterlijk in het boek te lezen valt. "Zou het Osewoudt echt bestaan?", vraagt een kind ergens, 'een groot bos' in gedachten. Antwoord: "Nee, het bestaat helemaal niet."
Zo doet De donkere kamer van Damokles zijn titel alle eer aan: Hermans voert je vastberaden bij de hand door een doelloos labyrint heen, en eenmaal terug in de 'gewone' wereld - de roman is uit - blijk je definitief de weg kwijt te zijn. Wat een boek. Wat een schrijver. Hij zou niet meer passen in deze tijd, nee. Hij is er vele maten te groot voor.


Recensie 3
Schrijver
Hermans, Willem Frederik
Titel
De donkere kamer van Damokles
Jaar van uitgave
1958
Bron
NRC Handelsblad
Publicatiedatum
31-10-2012
Recensent
Rob van Essen
Recensietitel
De droom van de schrijver en de lezer
Taal
Nederlands
De roman De donkere kamer van Damokles van W.F. Hermans staat centraal tijdens Nederland Leest 2012, de promotiecampagne om Nederlanders aan het lezen te houden en te krijgen.
Nu nog een roman van Gerard Reve, en dan heeft Nederland Leest alle leden van de Grote Drie (of moet je tegenwoordig zeggen de Voormalige Grote Drie?) gehad: in 2008 stond Twee vrouwen van Harry Mulisch centraal, dit jaar (her)leest Nederland De donkere kamer van Damokles van W.F. Hermans.
Vreemde titel, goedbeschouwd, vergezocht en geforceerd. Het klinkt eerder als een novelle van Mulisch dan een roman van Hermans. Maar klassieke titels hebben de goede gewoonte zich los te zingen van hun achterliggende betekenis, en op dat abstracte niveau staat deze titel als een huis, onontkoombaar en vanzelfsprekend, met een mooie sombere klank en een goed ritme. Al zou ik niet graag de scholieren de kost geven die zich in de loop der jaren hebben afgevraagd waarom de man die blijkbaar de eigenaar is van de donkere kamer waar de alles beslissende film wordt ontwikkeld, alleen in de titel bij naam wordt genoemd en verder in het boek niet voorkomt.
Een boek als een labyrint. Henri Osewoudt is niets, een onbeduidend mens. Zijn moeder vermoordde zijn vader, hij trouwde met zijn nicht en drijft een sigarenwinkeltje in Voorschoten. Maar dan: mei 1940, het is oorlog en daar verschijnt Dorbeck, Osewoudts dubbelganger, maar dan met baardgroei en lef. Geheime opdrachten, verzetsdaden, alles in opdracht van Dorbeck. Maar Osewoudt verstrikt zich in het labyrint, wat is goed, wat is fout, aan welke kant staat Dorbeck, aan welke kant staat hij zelf? Na de oorlog wordt hij vastgezet, dat moet een misverstand zijn, dook Dorbeck maar op, die zou alles ophelderen. Dorbeck? Wie is dat, heeft die ooit bestaan?
De Donkere kamer van Damokles is een raadsel zonder sleutel. Of Dorbeck alleen in de fantasie van Osewoudt heeft bestaan of niet, blijft onopgehelderd, boekdelen zijn erover vol geschreven. Maar goedbeschouwd bestaat Osewoudt ook niet echt. Zodra na zijn ontmoeting met Dorbeck zijn oorlogsavonturen beginnen, is van een coherent personage geen sprake. Als er geschoten moet worden, is hij vastberaden, als hij Dorbeck mist, is hij onzeker, als hij alleen met een meisje is, wordt hij een doortastende minnaar, als hij zijn meisje mist, wordt hij een sentimentele correspondent, als na de bevrijding de koningin langskomt, blijkt hij opeens Oranjegezind - geen van deze eigenschappen is verankerd in zijn persoonlijkheid, ze lijken het gevolg van de situatie waarin hij zich bevindt. Alsof hij een reservoir eigenschappen heeft waaruit hij naar behoefte kan putten. Of zijn het eigenschappen van Dorbeck die op dan naar boven komen?
Misschien bestaan Osewoudt en Dorbeck alleen in onderlinge afhankelijkheid. Ergens is een verwisseling opgetreden, kijk maar naar de namen die ze dragen. Osewoudt - een naam voor een held, met de associaties van het Franse oser (durven) en uitgestrekte bossen, een geschikt landschap voor een onverschrokken ridder in oorlogstijd. Dorbeck? Een uiterst geschikte naam voor een onbetekenende sigarettenverkoper met een vrouw die hem bedriegt. Misschien hadden hun levens zich nooit gekruist als ze elkaars naam niet hadden gedragen.
Onopgeloste raadsels gaan langer mee dan opgeloste. Maar dat is niet de enige reden dat De donkere kamer van Damokles een tijdloze indruk maakt. Het komt ook door de kale stijl van Hermans, met veel dialogen en weinig beschrijvingen. Dat geeft de roman snelheid. Tegelijk werkt de combinatie van zakelijke stijl en raadselachtig verhaal vervreemdend. Het doet denken aan Kafka, ook als het gaat om de wanhopige verbetenheid waarmee Osewoudt greep op de gebeurtenissen probeert te krijgen. Als lezer probeer je dat ook. Je rekent op helderheid, maar krijgt droomlogica.
Dat wil niet zeggen dat het verhaal een droom is van Osewoudt. Dat is maar goed ook, niets is zo vervelend als het lezen van andermans droomverslagen. De donkere kamer van Damokles is de droom van de schrijver, en je ervaart de urgentie waarmee hij die droom op papier heeft gezet. Daardoor wordt het ook de droom van de lezer, en dus blijf je gefascineerd doorlezen, ook (of juist) wanneer je doorkrijgt dat het raadsel alleen maar groter zal worden.
Toen ik die droom dit weekend herlas, zag ik vanuit mijn ooghoek opeens de regel: ,,'s Avonds luisterden ze naar radio Niemand." Dat was een vreemde zin. Ik had het dan ook niet goed gezien, er stond: ,,'s Avonds luisterden ze naar de radio. Niemand had iets bijzonders te zeggen."
Maar toch - als er ergens wordt geluisterd naar Radio Niemand, dan bij Hermans. Bij Reve kunnen ze nog afstemmen op Radio Maria Moeder van Smarten. Bij Mulisch luisteren ze geboeid naar Radio Mulisch. Bij Hermans is de ether leeg.



Nederland Leest
De leesbevorderingscampagne Nederland Leest is dit jaar voor de zesde keer. Leden van openbare bibliotheken kunnen in de maand november gratis een roman ophalen, een literaire klassieker uit de afgelopen eeuw.
In 2006 begon de campagne met Dubbelspel van Frank Martinus Arion, in 2007 was het De gelukkige klas van Theo Thijssen, in 2008 Twee vrouwen van Mulisch, in 2009 Oeroeg van Hella S. Haasse en vorig jaar De grote zaal van Jacoba van Velde (2010).
Het is de bedoeling dat lezers met elkaar in discussie gaan over het boek en over de vragen die het opwerpt. Zo nodigt het campagneboek uit om van Nederland een maandlang een 'nationale leesclub' te maken.
De campagne is geïnspireerd op het Amerikaanse One Book One City, de campagne die sinds 2001 jaarlijks in Chicago georganiseerd wordt.
Hermans: vlijmscherp en meedogenloos
,,Hermans heeft een meer realistische beschrijving van de werkelijkheid toegevoegd aan de Nederlandse literatuur", zei Gerard Reve tegen deze krant, bij het overlijden van Willem Frederik Hermans (1921-1995). Harry Mulisch, net als Reve eerder een rivaal van Hermans dan een collega, loofde De donkere kamer van Damokles: ,,Al was het beeld van de oorlog dat hij daarin schetste absoluut niet mijn beeld. Ik vond het een oorlog waarin het goede wél van het kwade won."
Hermans hield er een naargeestig wereldbeeld op na: een sadistisch universum van bedriegers en bedrogenen. Bovendien betwistte hij de kenbaarheid van de geschiedenis, de werkelijkheid en van de mens. Dat thema beheerst De donkere kamer van Damokles, een van zijn meest geprezen en gelezen romans. Ook Ik heb altijd gelijk (1951), Nooit meer slapen (1966) en Onder professoren (1975) horen tot zijn romans. Hermans was daarnaast berucht als polemist, vlijmscherp en meedogenloos.



eigen mening
In De Donkere Kamer van Damokles word je geen moment met rust gelaten. Het verhaal gaat over één van de meest afschuwelijke tijden die Nederland en Europa ooit gekend hebben, en dat maakt de literatuur over deze tijd zowel intrigerend als over het algemeen ontzettend spannend. Zo ook in deze roman. De opdrachten die Osewoudt uitvoert in opdracht van Dorbeck zorgen voor spannende scenes, en bovendien voor een gedetailleerde beschrijving van het leven van een verzetsstrijder. Toch speelt het belangrijkste en interessantste deel van dit boek zich niet in die tijd af, maar in de periode na de Tweede Wereldoorlog, als Dorbeck nergens meer te bekennen is. Het mooiste aan dit boek is dat de man die zo heldhaftig streed voor het verzet, totaal geen onoverwinnelijke superheld of -spion is. Zijn kwetsbaarheid en alle gevolgen die dat heeft maken het tot een mooi boek. Bovendien begin je zelf te twijfelen aan het bestaan van Dorbeck, en zet het je aan het denken, zowel over de oorlogstijd als over de mentale gesteldheid van Oseweoudt. 




Geen opmerkingen:

Een reactie posten