zaterdag 26 september 2015

Christus brengt niet alleen mooie dingen - hij brengt vooral de slechte aan het licht

De Intrede van Christus in Brussel


Samenvatting
Statie 1
Het sensationele bericht wordt in België via internet verspreid dat Jezus Christus op 21 juli a.s. Brussel zal bezoeken.
In den beginne was er het woord en het woord las men, zoals altijd, op internet: ‘Daar stond het, weggemoffeld tussen een bericht over een wereldrecordpoging hotdogs eten en de immer op de voet gevolgde strapatsen van een zangeres. Christus zou naar Brussel komen, de eenentwintigste juli aanstaande, de bron was betrouwbaar doch onbekend, maar dat Hij komen ging was een vaststaand feit, nadere informatie volgde later.’
In eerste instantie lijkt het bericht echter weinig ophef te weeg te brengen. De ik-figuur koopt echter wel bloemen voor zijn vrouw, met wie hij blijkbaar een wat minder goede periode doormaakt. Je weet het maar nooit, als Jezus naar je stad komt. Hij doet wel een uithaal naar sms’en als middel voor het verspreiden van berichten. Met raketsnelheid verspreidt het nieuws zich, maar het wordt, zoals wel vaker voorkomt in de journalistiek, door niemand nader gecontroleerd.

Statie 2
De Heilige Familie heeft de hoofdstad al vaak met een bezoek vereerd. De Maagd Maria is al vele keren aan mensen verschenen. Maar nu is het andere koek, want Jezus zelf komt. In de media wordt die avond wel veel aandacht besteed aan de komst van Christus. Het is namelijk komkommertijd. Er zijn passages waaraan is af te lezen dat Verhulst zijn pijlen richt op media die onzin oplepelen. Zo moeten actualiteiten entertainen, ongedwongen en vederlicht zijn. Welke vraag zal de talkshow-host Christus stellen: 'Die apostelen van u, zaten daar niet een paar nichten bij?'

Maar de Heilige kerk van Rome en zijn vertegenwoordigers zwijgt voorlopig in alle talen. De verteller ziet dit als een gevolg van de laatste berichten over het seksueel misbruik door functionarissen van de kerk.

Statie 3
De ik-figuur ziet een bedelares bij het Koninklijk Paleis in een tentje haar opwachting maken op de komst van de Heiland. Dat brengt hem op de gedachte om zijn moeder te bezoeken en te vragen of ze ook Jezus wil zien op 21 juli. Dat wil ze echter niet en diezelfde dag sterft ze . Hij vertelt dat zonder emoties en hij hoopt dat hij nog een foto van zijn tot dusver onbekend gebleven vader in haar nalatenschap zal aantreffen.




Statie 4
Eerst beschrijft de ik-figuur de functie van Manneken Pis in Brussel. Het is wel een lullig beeldje in dubbel opzicht, maar het geeft eigenlijk de vrijheid van de mens weer. Daarna geeft hij zijn kritiek op de verloren generatie en levert meteen zijn kritiek op de diverse oorlogen die er nog steeds in de wereld woeden. (In Afrika de diverse burgeroorlogen waar stammen elkaar afslachten en in Europa bijvoorbeeld Sebrenica)

Statie 5
De politici beginnen te krakelen over wie Jezus bij zijn komst mag ontvangen. Ineens zijn er natuurlijk veel gegadigden om zich daarvoor aan te melden. Ook begint men zich af te vragen wie de taal van Christus (het Aramees) machtig is. Daarvoor moeten ze naar iemand op zoek die in een transitocentrum zit. (Wij zouden dat in Nederland een asielzoekerscentrum noemen.)

Statie 6

De kermis doet net als elk jaar zijn intrede in de stad. De verteller verheugt zich daarop. Hij wil daarom in die periode in Brussel blijven en niet op vakantie gaan. Zijn vrouw moet hij zien te overtuigen: ze heet Veronique en uit sommige passages blijkt dat ze wat de echte liefde betreft op elkaar zijn uitgekeken. Maar deze zomer zullen ze in Brussel blijven, spreken ze af.

Statie 7
De 11-jarige Ohama wordt de uitverkoren illegaal. Ze komt te logeren in het duurste hotel van Brussel (7800 € per nacht) Het meisje droomt dat ze Jezus moet ophalen van het station. Ze laat de Heiland de slechtste wijken van de stad zien. (met o.a. de hoeren, de junks, de toestand van de illegalen) Dan ineens blijkt Jezus in haar droom een controlerend ambtenaar te zijn die haar opdraagt de goede dingen van Brussel aan Jezus te tonen. Voor straf moet ze terug naar het transitocentrum. Gelukkig is het maar een droom voor Ohama.

Statie 8
Op 21 juli is het toevallig ook de Nationale feestdag in België. Er wordt daarom geopperd om de Militaire Parade tegelijk te houden met de optocht voor de Heer. Dan worden er maar één keer kosten gemaakt. Er zijn dan ook al mensen die plaats nemen langs de route en ook de handelaren zien hun kansen schoon met het maken van allerlei troep. In deze statie haalt Verhulst ook uit naar het Koningshuis: Albert is de goedzak met zijn verlopen fotomodel Koningin Astrid.





Statie 9
Omdat de mensen in Brussel de Heer vrezen, gaan ze zich wat beter gedragen uit angst voor een afrekening van de Heiland. Zo gaat de verteller nooit op vriendschappelijke basis om met zijn norse buurman. Die nodigt hem echter uit om bij hem te komen eten. Veronique en hij gaan er op in en de man onthult dat hij kort ervoor zijn vrouw vermoord heeft. De verteller weet niet zo goed daarmee om te gaan. Hij zou ook wel een zonde willen opbiechten, maar hij weet zo gauw niets te noemen.

Statie 10
In dit hoofdstuk gaat het over het Volkslied (zie het motto). Omdat België drietalig is, zingt niemand de echte tekst. Men doet alleen maar “la, la , la etc.” Daarom wil men tijdelijk een nieuw volkslied laten componeren. Maar het eindresultaat is zo slecht en zit vol plagiaat dat men van hogerhand besluit om dan maar het Onze Vader op muziek te laten zetten. Dat zal Christus bekend in de oren klinken. Ook de ik-figuur en Veronique hebben een inzending gedaan, maar tot hun spijt zijn ze geen winnaar geworden.
Statie 11
De ik-figuur moet de woning van zijn moeder leeghalen, maar bij nader inzien wil hij geen spullen van haar behouden. De mensen mogen alles meenemen wat ze willen hebben. Binnen een vloek en een zucht is het huisje geruimd. Het huis wordt gestript. Wat overblijft brengt hij naar de vuilstort. Zijn vrouw belt hem op en zegt dat de binnenstad zal worden afgesloten voor autoverkeer. Hij heeft geen papieren bij zich. Maar van een ineens aardige agent mag hij toch verder rijden.
Op de autoradio hoort hij dat in een klooster de nonnen zich massaal hebben opgehangen. Waarschijnlijk hebben ze dat gedaan uit angst voor het oordeel van de Heer vanwege hun seksueel misbruik van de hun toevertrouwde kinderen. Het is één van de hardste maar ook meest satirische passages van het boek.

Statie 12
Het is 20 juli en 30 graden Celsius in de stad. Sommigen leggen verband met de komst van Christus. Er is nu sprake van een mediahype, ook in het buitenland. De media krijgen er door de verteller flink van langs. Een hippie wordt aangezien voor Christus en beleeft daardoor enige moeilijke momenten. Zijn kleren worden van zijn lichaam gerukt, hij wordt naar een psychiatrische inrichting gestuurd, waar hij nog lang denkt dat hij Christus is. De auto’s worden niet meer toegelaten en het treinpersoneel grijpt zijn kans. Het staakt, omdat het nu de macht in handen kan krijgen. De rechten van de televisie-uitzending zijn verkocht aan de commerciële omroep. De ik-figuur denkt dat hij ook maar op televisie naar de intrede zal kijken.




Statie 13
Maar toch gaan ze samen op 21 juli de straat op. Er zijn veel mensen op de been en er verschijnt eerst een reclamekaravaan die erg sterk doet denken aan de komst van de renners bij de Tour de France. Er wordt veel troep uitgedeeld. Dan zijn er ineens talloze misdadigers op straat die in het openbaar boete doen voor hun daden (grote criminelen, maar hij ziet ook zijn berouwvolle buurman in de stoet open)
Tenslotte komt het meisje Ohama. Ze wordt door een ieder aangeraakt in de hoop een soort kracht aan haar te kunnen ontlenen. Ohama neemt plaats op het podium naast de Koning. Iedereen is nu in afwachting van de komst van de Messias.

Statie 14

Maar Christus komt niet. De Brusselaars zijn beetgenomen door een verspreid gerucht. De ik-figuur haalt meteen uit naar de humorloosheid van zijn stadgenoten. Ze kunnen er maar niet om lachen. Ze zijn verzuurd en er breken in de stad rellen uit. Het meisje Ohama wordt van het podium gerukt: ze zal het land meteen moeten verlaten en de gedane beloften aan haar zijn gewoon weer vergeten. Ook zijn eigen vrouw zit vol kritiek: door hem hebben ze hun vakantie niet door laten gaan. Hij vermoedt dat ze weinig meer samen zullen doen in de toekomst. In de tram terug is de verzuurdheid onder de mensen weer terug. Een mooi meisje dat in het Frans iets vraagt, wordt meteen weer terechtgewezen dat men in Brussel Vlaams hoort te spreken. Ze stapt uit en de ik-figuur durft niet achter haar aan te gaan. Hij is te laf om te leven.












Recensie 1
Schrijver
Verhulst, Dimitri
Titel
De intrede van Christus in Brussel
Jaar van uitgave
2011
Bron
Reformatorisch Dagblad
Publicatiedatum
22-12-2011
Recensent
Rudy Ligtenberg
Recensietitel
Valse verwachting
Taal
Nederlands
Felix Timmermans liet in 1917 Jezus' geboorte plaatsvinden bij zijn geboortestadje Lier in Vlaanderen. Dimitri Verhulst, eveneens een Vlaming, stelt zich voor wat er gebeurt als Christus laat weten naar Brussel te zullen komen.
De titel van Verhults nieuwe roman, "De intrede van Christus in Brussel", verwijst naar het eeuwenoude gebruik in Vlaanderen, waarbij een nieuwe landvoogd een stad bezoekt om kennis te maken met de bevolking, de zogenoemde "blijde intrede".
Het bericht dat Christus naar Brussel zal komen verspreidt zich als een lopend vuurtje en brengt honderdduizenden mensen gelovigen en niet-gelovigen op de been om de historische gebeurtenis op de genoemde 21e juli (de nationale feestdag van België) mee te maken.
Opmerkelijk genoeg heeft de aankondiging van Christus' komst op voorhand al een heilzame uitwerking. Mensen zien elkaar weer staan, zondaars belijden hun misdaden, criminaliteit verdwijnt als sneeuw voor de zon. Maar er is ook vrees voor het oordeel. Enkele nonnen die zich schuldig hebben gemaakt aan seksueel misbruik plegen zelfmoord.
Verhulst is er de man niet naar om de zaken rooskleurig voor te stellen. Hij schetst een ontluisterend beeld van de Belgische samenleving - die zich overigens moeiteloos laat inwisselen voor de Nederlandse. Mensen gaan op vakantie naar verre oorden om (zo fijn!) in contact te komen met de autochtone bevolking, terwijl ze in eigen land nauwelijks een woord wisselen met de buren. Wel kruipen ze, "eenmaal terug in de flakkering van de eigen haard", achter de computer om ongecontroleerd en anoniem allerlei verwensingen over anderen uit te storten. "Maar in de fysiek tasbare realiteit zijn zij kopjes zonder tekstballon."
Verhulst schetst het beeld van een samenleving waarin minderbedeelden zelf hebben gekozen voor een leven aan de zelfkant, vreemdelingen er beter aan gedaan hadden in een westers land geboren te worden, actualiteit moet entertainen en grassprieten de economische vooruitgang in de weg staan. En dat alles met woorden gevormd uit onversneden ironie. Verhulst is daar een meester in.
De uitwerking die de aangekondigde komst van Christus heeft belooft intussen veel goeds. Maar die verwachting is ijdel, want Hij komt niet. Natuurlijk niet, "we hadden elkaar besmet met ons enthousiasme en waren klaar voor een dag waarin wij in de kern van ons wezen niet kónden geloven."
Volgens Verhulst is de grote misvatting:"We hadden collectief iets van heil verwacht en het heil had te komen van ergens buitenaf." En dat laatste is voor de seculiere schrijver onbestaanbaar en onverteerbaar. Hij eindigt de roman met een veelzeggend beeld. De roltrap van Zwarte Vijvers ("het metrostation met de allermooiste naam") is stuk en "zeurzakken" moet worden gewezen op de mogelijkheid zélf hun voeten op te heffen. De ik-figuur is echter "te laf" om "van al zijn uren zijn eigen god te zijn."
Veelzeggend ook is dat de hoofdstukken van deze roman zijn ingedeeld volgens de veertien staties van Jezus' lijdensweg. Verhulsts programma loopt uit op de laatste statie: Christus in het graf gelegd. Punt.
Het is deze boodschap van zelfredding die "De intrede van Christus in Brussel" (afgezien van de ene vloek) blasfemisch maakt in de eigenlijke zin van het woord. Hij wekt met zijn roman een valse verwachting. Immers, wie zijn reiniging en zaligheid niet buiten zichzelf zoekt (zoals het doopformulier zegt), miskent het verzoeningswerk van Christus.
Maar wie Hem als Redder leert kennen, krijgt ook oog voor de naaste. Dat is een punt waar Verhulst terecht de vinger bij legt. "Maar wanneer gij een maaltijd zult houden, zo nood armen, verminkten, kreupelen, blinden", sprak Jezus onder meer. Ook dat is een aspect van Kerst.














Recensie 2
Schrijver
Verhulst, Dimitri
Titel
De intrede van Christus in Brussel
Jaar van uitgave
2011
Bron
De Groene Amsterdammer
Publicatiedatum
27-10-2011
Recensent
Joost de Vries
Recensietitel
Goedgemutste humor
Taal
Nederlands
Is satire een literair genre? Ja natuurlijk Pas op. Er bestaat een satirische traditie in de letteren. Vooral in de Angelsaksische. Evelyn Waughs romans over de Britse upperclass. Hun kletspraat, hun hypocrisie. Zie in deze categorie ook de Jeeves & Wooster-boeken van P.G. Wodehouse. Of denk aan Waughs veelgeprezen en nog vaker geciteerde roman Scoop, over de journalistieke mores aan Fleet Street.
Er zijn, meer recent, de populaire 'academic novels' van David Lodge over de professoren Philip Swallow en Morris Zapp die met z'n tweeën alle misstanden en vooroordelen bevestigen die je over academia kunt hebben. In Amerika schreef Tom Wolfe de Grote Satirische Roman Bonfire of the Vanities. In Nederland telt Vladiwostok! van P.F. Thomése als satirische roman, over de politieke mannetjesmakers in Den Haag.
Er zijn ongetwijfeld veel meer voorbeelden, maar het probleem is, als ik heel eerlijk ben, dat ik er niet zo heel veel meer uit mijn hoofd kan bedenken. Dat zal allereerst mijn tekortkoming zijn, het zal ook met rubricering te maken hebben: in de letterkunde tellen boeken als Nineteen Eighty-Four, American Psycho, Lord of the Flies, A Clockwork Orange of Catch-22 soms ook als satirische romans, omdat ze (al dan niet komische) overdrijving gebruiken om hun punt te maken. Maar dit zijn allemaal schrijvers voor wie satire een bijproduct is; in de eerste plaats maken ze literatuur.
Ook Dimitri Verhulst heeft nu een satirische roman geschreven, De intrede van Christus in Brussel, naar het bekende schilderij van James Ensor. De insteek is inventief (en zeg wat je wilt over Verhulst, elk boek dat hij schrijft is weer totaal anders dan het vorige): op 21 juli, zo wordt bekend - Verhulst laat in het midden hoe - zal Jezus Christus, zoon van God, terugkeren op aarde. En wel in Brussel, de cultureel verscheurde hoofdstad van België. Wat volgt is een verslag van hoe seculiere Belgen ineens en masse hun leven proberen te beteren. Ze groeten elkaar op straat, vergeten de taalstrijd, criminaliteit neemt af. De verteller betrapt zich erop dat hij een kruis slaat, een oude reflex. Als hij ingaat op de uitnodiging van de buurman, met wie hij daarvoor nooit meer dan twee woorden had gewisseld, om te komen eten, biecht deze boven de kip met appelmoes prompt een moord op. Hij heeft ooit zijn vrouw gewurgd, in bad gelegd en het huis in de fik gestoken. Terwijl de verteller nadenkt of hij ook niet iets ergs heeft op te biechten, om het minder gênant te maken, vraagt zijn vriendin waarom hij, als hij zich zo schuldig voelt, niet eerder naar de politie is gestapt: 'De gevangenissen zijn vol, dat weet jij ook. Je kan hier in Brussel het magazijn van een revolver op een rijdende autobus leegschieten en ervan afkomen met een elektronische enkelband en een praatsessie bij de psycholoog (...) Mijn Rechtvaardige Rechter komt zo. Ik ben klaar voor Hem. Sooner or later God's gonna cut you down.'
Verhulst wisselt humor af met venijn en focust op de hypocriete manier waarop de Belgen hun blazoen proberen op te poetsen. Hij hamert op het vreemdelingenbeleid (in 2003 publiceerde hij een bijtend non-fictieboek over zijn verblijf in een asielzoekerscentrum, Problemski Hotel) met het verhaal van het lieve meisje Ohanna ('geknipt als een illustratie voor een kalender van Unicef') dat uit het asielzoekerscentrum wordt gehaald en de eer heeft aan Jezus' hand in de optocht mee te mogen lopen. Ze fantaseert hoe ze hem het 'echte Brussel' laat zien, de schoolpoorten die door zoveel jongeren zonder diploma worden verlaten, de ziekenhuizen waar '1 op de 4 zieke mensen gezondheidszorg uitstellen' omdat ze het niet kunnen betalen, en de rij voor het interimkantoor, waar dertig procent van de werkzoekenden nimmer een baan zal vinden. Het echte Brussel. Maar als Ohanna in slaap valt in haar door de overheid betaalde hotelsuite (7800 euro per nacht), droomt ze hoe Jezus zijn masker afrukt en een uitzettingsambtenaar blijkt te zijn.
De intrede van Christus is zonder meer grappig, goedgemutst en met een aanstekelijke vertelpret geschreven. Toch bijt die humor te weinig (al is het hier wel zo eerlijk een slag om de arm te houden: als Nederlander zou het goed mogelijk zijn dat je subtiliteiten mist, kleine verwijzingen en plaagstootjes over het hoofd ziet die een Belgische lezer wel zou herkennen) en dat heeft ermee te maken dat hij deze roman misschien wel te veel als satire heeft bedacht. Zijn personages lijken er niet echt toe te doen, behalve als vehikel om weer een misstand of femelarij aan te kaarten. De ik-persoon zegt over zichzelf dat hij de idealistische hoogtijdagen van de jaren negentig meemaakte, toen de Muur viel, de Koude Oorlog verdween uit het script van de Apocalyps en het apartheidssysteem in Zuid-Afrika instortte, maar zijn optimisme in de mensheid verloor na Srebrenica en Rwanda. Meer motivatie wordt niet gegeven. Zo kort door de bocht wordt zijn mensbeeld neergezet en dat is dan nog het personage dat de meeste aandacht krijgt. Juist door in de personages te investeren, ze uit te diepen, zou de gekte die op ze neerdaalt scherper worden - zou je denken. Op deze manier blijft het toch meer satire dan literatuur.





Recensie 3
Schrijver
Verhulst, Dimitri
Titel
De intrede van Christus in Brussel
Jaar van uitgave
2011
Bron
HP/De Tijd
Publicatiedatum
07-10-2011
Recensent
Dries Muus
Recensietitel
Als Hij zou komen
Taal
Nederlands
Christus komt misschien naar Brussel! Dimitri Verhulst beschrijft zijn landgenoten in afwachting van Zijn komst, en dat groepsportret is niet flatteus. Wel vermakelijk.
In de nieuwste Dimitri Verhulst zit een belangrijke les: als iedereen maar gelooft in een wijze jongeman uit Bethlehem, gaat de wereld er beter uitzien. Mensen helpen elkaar, biechten hun ergste zonden op en benadrukken de schoonheid van het leven. Dat doet vaag denken aan een eeuwenoude klassieker, en dan vooral aan het tweede deel van de cyclus, met als belangrijke verschillen dat Verhulst zich nog weleens een grapje veroorlooft, minder pagina's nodig heeft en zijn verhaal in Brussel situeert. En ik geloof niet dat de woorden 'botsauto's' en 'lullemans' in het Nieuwe Testament voorkomen.
De intrede van Christus in Brussel is een soort what if-roman, een roman die leunt op één gerucht: Christus komt naar de Belgische hoofdstad. Veel meer plot is er niet. Verhulst beschrijft de onrust, de verwachtingen, de veranderingen in het gedrag van zijn landgenoten na de mysterieuze aankondiging ('de bron was betrouwbaar doch onbekend'). Komt-ie of komt-ie niet, dat is de vraag, en het antwoord wordt tot het laatste hoofdstuk bewaard. Een spanningsboog zonder verhaal, in een roman zonder echte hoofdpersoon.
De intrede van Christus in Brussel is vooral een vehikel voor een reeks niet al te lovende observaties over de mens in het algemeen en de Belg in het bijzonder. Hypocrisie, opportunisme en een chronisch slecht humeur - dat zijn ongeveer de belangrijkste karaktereigenschappen van de gemiddelde Brusselaar. Mensen kijken elkaar niet aan op straat, laat staan dat er een groet of glimlach van af kan, en als ze elkaar al aanspreken, is dat om elkaar de huid vol te schelden. Maar met de mogelijke komst van Christus verandert alles.

Dimitri Verhulst is niet het soort schrijver dat één thema en een handvol personages over een heel oeuvre uitsmeert. Hij wisselt komische, uit het leven gegrepen familiedrama's af met geëngageerde, experimentele romans - experimenteel qua onderwerp en qua personages, of eigenlijk: qua gebrek aan personages. Het met de Libris Literatuurprijs bekroonde Godverdomse dagen op een godverdomse bol was een sombere geschiedenis van de mens, meer boek dan roman, de mens werd er consequent in aangeduid met 't. De intrede -van Christus in Brussel valt duidelijk in de experimentele categorie. Het verhaal wordt verteld door een ik-persoon, maar die verteller doet eigenlijk nauwelijks ter zake. De Belgen, dat zijn de echte hoofdpersonen.
Misschien is het nooit een goed idee om op zoek te gaan naar wat de schrijver bedoelt met zijn boek, naar wat hij wil zeggen - met een niet al te strenge interpretatie kun je een auteur vrijwel al je persoonlijke overtuigingen in de mond leggen. Een beetje losjes betekenis zoeken levert dit keer een paar voorspelbare, algemene conclusies op, die op het eerste gezicht redelijk plausibel lijken (zoals de meeste algemene conclusies): dat de mens een God of een geestelijk leider nodig heeft, of op zijn minst de illusie van een geestelijk leider, de mens heeft God geschapen om het leven zin te geven, en als die zin wegvalt, vallen we snel terug in lafheid en indolentie.
Meer nog dan een gelegenheid om een paar punten te maken over mensen, goden en illusies, is de premisse voor Verhulst vooral een kans om zijn landgenoten af te beelden: zowel in momenten van opportunisme en collectieve hysterie, als in het treurig voortstrompelende dagelijkse leven. Verhulst kankert graag, indrukwekkend ook - bijna altijd. Bijna, want de toon doet af en toe denken aan die van een verzuurde oude man, die geen goed woord voor de buitenwereld overheeft, terwijl hij zich al jarenlang amper meer in de buitenwereld begeeft. Kritiek op het luidruchtige leven vanuit de stille zolderkamer.
Op zichzelf geen al te groot probleem. Ook als het geklaag wat obligaat, wat gemakzuchtig aandoet, is het vrijwel altijd vermakelijk. Verhulst verliest weleens het perspectief maar nooit zijn gevoel voor humor. Zijn stijl is uniek, vol verrassende zinswendingen en sterke details. Bijvoorbeeld als hij de plotselinge belangstelling voor Brussel beschrijft, en de gevolgen voor de Parijse en Amsterdamse toeristenindustrie: "(-) de rederijen van de Amsterdamse grachten maakten van de toeristische luwte gebruik om hun schuiten te repareren en colablikken uit het water te vissen." Die colablikken, in combinatie met het woord 'vissen', maken van een gewone observatie een treurig tafereel. En zo bevat vrijwel elke zin een even originele als onnadrukkelijke vondst. Verhulst wekt de indruk dat het hem allemaal geen enkele moeite kost.
Het probleem van België vat hij als volgt samen: "België was de hypochonder van de geografie: de staat die geloofde dat hij niet lang zou blijven bestaan en dus slechts met de grootste tegenzin nog investeerde in zichzelf, waardoor hij, omdat hij nu eenmaal bleef bestaan, verder moest als een gedurig achterop gesukkelde natie die te weinig geïnvesteerd had in zichzelf?'
Wat Verhulst hier - en in het hele boek - vertelt is niet uniek. De manier waarop hij het vertelt wel. Dat is genoeg.


eigen mening
In De Intrede van Christus in Brussel vertelt Dimitri Verhulst het verhaal van een samenleving die al zijn gebreken probeert te verbergen als Christus naar Brussel lijkt te komen. Daarbij wordt vooral duidelijk dat voordat dit nieuws bekend werd, die samenleving wel wat goede wil en een schone lei kon gebruiken, omdat hij volledig is ingezakt, zo predikt Verhulst. Het boek vertelt voornamelijk over alledaagse dingen die plotseling anders gaan, en de opbeuring van de algehele stemming van de bevolking. Zo probeert Verhulst in ieder hoofdstuk iets nieuws aan het licht te brengen wat volgens hem veranderen kan of moet om op die manier een wat vrolijker straatbeeld en beleving te creëren voor de Vlamingen. Ook zichzelf verwijt hij het een en ander, en ook daaraan wijt hij enkele hoofdstukken.
De manier waarop Verhulst zijn kritiek op de Brusselse alledaagse gang van zaken uit, is origineel. Hij schetst een fictieve situatie waarvan hij denkt dat het veel veranderingen te weeg zou brengen. Waar dit vooraf op een leuk idee lijkt en ook aan het begin van het boek uitwenst tot verder lezen, begin je je verder in het verhaal te realiseren dat er eigenlijk helemaal niks gebeurt. Het boek blijft komisch, gemakkelijk te lezen en interessant, maar erg dynamisch of spannend is het niet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten