zondag 13 maart 2016

Mandarijnen gepeld en opgegeten


 Mandarijnen op zwavelzuur


Recensies:




Mandarijnen op Zwavelzuur, van Willem Frederik Hermans, is een essaybundel uit 1964. Hierin uit Hermans zijn kritiek op zijn collega-schrijvers uit de literatuurwereld. Het bevat een aantal zeer omstreden werken, en is zijn geheel een satire. De toon wordt al gezet in de titel. Hierin refereert Hermans naar mandarijnen, die later in de bundel ook naar voren komen. Die mandarijnen zijn de schrijvers waarop hij kritiek heeft, omdat e naar Hermans zeggen schreven om vergeten te worden, na-apers waren of vanwege het feit dat ze ook in jury’s zaten of critici waren, veel invloed uitoefenden op het literaire leven. In de titel liggen die mandarijnen in zwavelzuur, waarin ze al snel oplossen. Hiermee windt Hermans geen doekjes om de intenties van zijn werk. Dat heeft hem niet geholpen in het publiceren van Mandarijnen op Zwavelzuur. Door de toon van het boek waren er eerst geen uitgevers te vinden die zich aan deze tijdbom wilde wagen, en Hermans moest het zelf op de markt brengen.
Het boek heeft altijd voor veel discussie gezorgd. Ten eerste heeft het lak aan allen ongeschreven regels over het schrijven van een boek. Van structuur is nauwelijks sprake. Bovendien wordt er zo direct en persoonlijk kritiek afgeleverd aan het adres van meerdere gevestigde autoriteiten in de literaire wereld dat veel mensen vonden –en vinden- dat Hermans te ver ging in zijn verwijtende schrijfstijl. Hij liet van de 'mandarijnen' werkelijk niets over in zijn bundel.
Het is later echter gebleken dat Hermans ook over zichzelf zo zijn twijfels had. Van de veranderingen die hij voorstelt in het boek en waarvan hij denkt dat ze de invloed van de ‘mandarijnen’ zullen inperken, verwachtte hij niet dat ze naar aanleiding van zijn essaybundel ook daadwerkelijk plaats zouden vinden. Zo kende hij dus ok zijn plaats en wist hij dat ook over hem wel degelijk kritiek was, al was het dan van de mensen die hij zo fel bekritiseerde.

zaterdag 12 maart 2016

Niet meer slapen met Johnny Idaho



Het recensie-exemplaar dat ik heb gelezen is Slaap zacht, Johnny Idaho van Auke Hulst. De twee recensies die ik hierover heb opgezocht zijn hieronder te vinden.

Daniëlle Serdijn in de Volkskrant

Slaap zacht, Johnny Idaho

Fictie
Vooral de informatietechnologie moet het ontgelden in onheilsroman vol maatschappijkritiek
Onheilsroman vol maatschappijkritiek
Door: Daniëlle Serdijn
Het duurt even voor duidelijk is welke personages we zullen volgen en wat ze met elkaar te maken hebben, nog langer duurt het voor duidelijk wordt in welke richting het verhaal zich ontrolt. Zijn die hindernissen overwonnen, dan openbaart zich een geschiedenis met een ernstige boodschap.

Slaap zacht, Johnny Idaho is de vierde roman van Auke Hulst (1975). Hulst debuteerde met een tragisch liefdesverhaal Jij, ik en alles daartussenin (2006). Een groter publiek wist hij te bereiken met het autobiografische Kinderen van het Ruige Land (2012), over vier verwaarloosde kinderen. Indrukwekkend weergegeven was de staat van totale verlatenheid waarin de vier verkeerden.


 Parallel universum

In Slaap zacht, Johnny Idaho hangt een vergelijkbare sfeer; grimmig en desolaat als het decor in een computergame. Het verhaal dat zich afspeelt in een (toekomstig) parallel universum staat stampvol maatschappijkritiek. Vooral de informatietechnologie moet het ontgelden.

De Aziatische wetenschapsvrouw Hatsu is een van de drie personages. Voortdurend is zij bezig om techniek op een vanzelfsprekende wijze met het lichaam te verbinden. Ze draagt 'weblenzen', die haar direct toegang geven tot internet. Zij kan informatiestromen volgen, maar staat ook in contact met anderen, die precies kunnen zien wat zij uitspookt.

Alles wordt gezien, alles is openbaar. Van dataverbruik tot inloggeschiedenis, van woningbezit tot gevangenisstraf. En dan zijn er nog diverse controlerende organen. George Orwells Big Brother, waarnaar Hulst verwijst, heet hier 'het Oog'. 'Kunnen we hier praten? Is het schoon?', vraagt een van de personages als er delicate informatie moet worden uitgewisseld.

Gedachtenexercitie
Een ander prominent karakter is Willem Gerson. Een machtige zakenman met een onbekend syndroom dat ervoor zorgt dat zijn cellen afsterven. Zo komt hij bij Hatsu en haar collega terecht. De experimentele geleerde Keiji stelt voor al Gersons cellen te vervangen. Maar Gerson vraagt zich af: 'Hoe kun je jezelf nog zijn als je cel voor cel vervangen wordt? Verdwijnt je... ziel niet?' Waarop Hatsu mompelt dat 'de ziel een illusie is' en Keiji meent dat leven een 'dynamisch systeem' is.

Leven, dood, identiteit en privacy, bepaald niet kinderachtig. Het is duidelijk dat Hulst groot wilde uitpakken, een breed gebaar wilde maken. Dat is gelukt, al is daarmee niet gezegd dat het lezen van Slaap zacht, Johnny Idaho voortdurend een aangename ervaring is.

De grote lijn van het verhaal ontvouwt zich moeizaam. Op microniveau verdringen de gebeurtenissen elkaar. Daarnaast schept een parallelle wereld behalve verwarring ook afstand. Hulsts kille karakters overbruggen die afstand nauwelijks, met als effect dat een lezer vooral toeschouwer is van een gedachtenexercitie.







Apple Akbar
Als tegenhanger van Gerson en Hatsu is er een derde afgezant, Johnny Idaho. Deze jongeman is een sombere dromer, een eenling, een techneut. Hij leest in Melvilles Moby Dick, een dinosaurus van een roman, iets wat zijn persoonlijkheid, z'n ambities en dromen kleuring geeft. Een digitale identiteit heeft hij niet. Dat maakt hem ontraceerbaar, een eigenschap waarmee hij in aanloop naar de apotheose zijn voordeel zal doen.

Opvallend hoe gedetailleerd Hulst zich uitspreekt over actuele zaken. Over de dwingende schoonheidscultus, over de omgang met (hoogbejaarde) mensen die niet productief zijn, over de hiërarchie tussen machteloze en invloedrijke burgers, over de machtspositie van financiële instituten, over het opgeven van privacy - 'Apple Akbar!'- en over rampen die ons bedreigen. Er had zeker ook een essay ingezeten.

Hulst haakt aan bij de trend van de onheilsroman zoals eerder geschreven door Joost Vandecasteele, Daan Heerma van Voss en Christiaan Weijts. De aard van alle kritische noten is vergelijkbaar, evenals de uitkomst: een lofzang op de verbeelding.
















Jeroen Vullings in Vrij Nederland


De futuristische nieuwe wereld van Auke Hulst
https://www.vn.nl/de-futuristische-nieuwe-wereld-van-auke-hulst/
           


 De hoofdpersoon in Auke Hulsts nieuwe roman is de wereld die Archipel heet. Dat heeft gevolgen.
Hoe vaak komt het voor dat een literaire roman een topografische kaart bevat van de daarin uitgebeelde wereld? Dat zie je eerder bij fantasy, bij schrijvers als Tolkien of George R.R. Martin (Game of Thrones) die hele wereldrijken verzinnen waarin Goed en Kwaad elkaar naar de strot vliegen. Het aardige is dat op de twee binnenflappen van Auke Hulsts nieuwe roman Slaap zacht, Johnny Idaho een kaart prijkt die erg vertrouwd aandoet. Het heeft bij een eerste, vluchtige blik veel van het stratenplan van Manhattan. Alleen bestaat Hulsts kaart uit vier zones gescheiden door water. Tezamen vormen ze een eilandenrijk in de Stille Zee, genaamd Archipel. Gemeten naar omvang is ‘Downside’ het grootst, daar huizen de sloebers, de minvermogenden – in bovenbazenjargon. Het kleinste eiland heet ‘Midlevel’, daar woont de middenklasse. Dan is er nog een groot eiland geheten ‘Upside’, voor de rijkaards. Een bijna geheel groen eiland, met summiere wegen en gebouwen, is genaamd ‘Executive’, daar genieten de superrijken van het goede leven.
Voor de goede orde: deze inhoudelijke informatie staat niet op de kaart, die haal ik uit Hulsts roman. Wel had ik een en ander kunnen opmaken uit de namen van pleinen, parken en stations, die ondermeer vernoemd zijn naar Rothschild, Zuckerberg, Milton Friedman, Friedrich Hayek, Pinochet en ónze lachgrage Gerrit Zalm. De maatschappijkritiek giert je bij Hulst dus al tegemoet voordat de eerste bladzij gelezen is. En ja, de Archipel is gesticht door een conglomeraat van multinationals, die in de nabije toekomst waarin Slaap zacht, Johnny Idaho speelt, meer de dienst uitmaken dan staten.
Een geheel eigen wereld

Toch raakte ik vertederd door die kaart, omdat het iets jongensachtigs heeft om te fröbelen met oude kaarten en atlassen, om de wereld aldus te herscheppen naar eigen inzichten. Datzelfde kleeft de stukken aan die Auke Hulst (1975) in NRC Handelsblad schrijft; hij put daarin uit een geheel eigen wereld, (terecht) onbelemmerd door de vraag of iets dat hem fascineert high of low culture is – zijn Fundgrube is meestal Amerikaans. Met groot enthousiasme en kennis van zaken kan hij bijvoorbeeld over science fiction schrijven, een genre dat hem in zoekende jaren mede heeft gevormd.

Dezelfde vertrouwdheid en vervreemding als bij de landkaart heeft de wereld die Hulst in zijn roman afschildert. Het is een futuristische wereld, maar geen onvoorstelbare. Goed, een van de drie hoofdpersonen draagt ‘weblenzen’ waarmee ze digitaal toegang heeft tot gegevens, maar anderen ook tot haar. Het ‘Oog’ houdt bij Hulst iedereen in de gaten, zoals Big Brother dat deed in George Orwells dystopie 1984. Zeker, er zit maatschappijkritiek in Hulsts toekomstschets, vooral met betrekking tot de belangen van de ongebreideld machtige megabedrijven, maar het geschetste toekomstbeeld bevat niet slechts akelige kenmerken. Fascinatie wint het bij hem, en leidt tot een dubbelzinnig portret van de nabije wereld van morgen. Waarom ook niet? Want hoe ver is zo’n hulstiaanse vinding als ‘weblenzen’ verwijderd van onze tijd waarin technologische vooruitgang de mogelijkheid tot privacy indamt? Denk maar aan Google Glass. De wereld die Hulst optrekt is onmiskenbaar nieuw, maar toch lees ik Slaap zacht, Johnny Idaho niet als pure science fiction. Het is eerder een uitvergrote spiegel van technologische vernieuwing die zich nu onafwendbaar aandient. En ook van de huidige popcultuur. Ergens hangt aan een muur een poster van de bij adolescenten gevierde kindertekenfilm Despicable Me, ik bedoel maar.
Slaap zacht, Johnny Idaho is een plotgedreven roman met drie hoofdpersonen, voor wie Hulst veel ruimte heeft uitgetrokken. De titelheld Johnny Idaho is een Amerikaanse tiener uit de Midwest, met Indiaans bloed. Halverwege de roman komen we erachter dat hij een aanslag door Al-Qaida op een gebouw in Denver heeft overleefd en wraakbehoefte drijft hem naar de Archipel. Officieel is dit zwaar verliteratuurde manneke dat almaar citeert en literair alludeert (Melville! Ahab!) niet meer in leven, want na de aanslag is hij gewist uit de databases dezer wereld. Dan hebben we nog de doodzieke Nederlandse CEO Willem Gerson, een vijftiger die de onderzoeksgroep van de Japanse biomedica Hatsu Hamada (de derde hoofdpersoon) financiert. De erotomane Hatsu moet een medicijn ontwikkelen tegen sterfelijkheid. Allemaal leuk en aardig bedacht, maar de eigenlijke hoofdpersoon in Hulsts roman is de wereld die Archipel heet. Dat heeft gevolgen.
Kunstige metaforen

Hulst is zo bezig geweest met het ontwerpen, het firmament en de aankleding daarvan dat de hoofdpersonen ondergeschikt raakten aan de compositie, die Hulsts nieuwe wereld moet stutten. Zijn eerdere romans wekten niet de indruk ontstaan te zijn via een schema, zoals ook zijn eerdere personages niet voor de voeten werden gelopen met een plot. Maar ook de taal vormt hier een hindernis om je te laten meeslepen door zijn personages.
Maar toch. Mijn ongemak met veel literatuur waarin de toekomst wordt geschetst is dat de nadruk daarin op technologie en wetenschap nogal eens ten koste gaat van de psychologie, waardoor de vraag rijst waarom gekozen is voor de romanvorm en niet voor bijvoorbeeld een essay, waarin de ideeënrijkdom over de toekomst nog beter kan flonkeren. Alleen aandacht voor de menselijke maat in zo’n posthumane wereld rechtvaardigt de romanvorm. Hulst doet dat bij één personage uitstekend, de Japanse Hatsu. De anderen steken bleek (Gerson) of zelfs cerebraal (Johnny Idaho) bij haar af. Wat mij betreft had Hulst zijn krachtige, menselijke, al te menselijke personage Hatsu een mandaat moeten geven. Met alle ingrijpende gevolgen van dien voor de wereld waarin zij vertoeft, voor de romancompositie, voor het schema – voor al die factoren die haar literair vervoerende stem nu helaas zo beteugelen.

Warenar

Over rijkdom - letterlijk en figuurlijk


recensies: http://www.volkskrant.nl/archief/liefde-en-een-pot-met-geld~a638468/
                  http://www.nrc.nl/handelsblad/2004/05/21/de-paranoia-van-een-schraapzuchtige-zot-7687093
samenvatting: http://www.zoekboekverslag.nl/boekverslag-4273.html
 
Warenar, een blijspel geschreven door P.C. Hooft in samenwerking met S. Coster en uitgegeven in de 17e eeuw, is een verhaal over een gierige, nerveuze vrek die angstvallig probeert om een pot met gouden moment voor de wereld verborgen te houden. Hij doet net alsof hij arm is en geeft niks uit, en wantrouwt iedereen die in zijn buurt komt. Ondertussen is zijn dochter zwanger, maar zonder dat hij het weet. Zijn wantrouwigheid speelt hem uiteindelijk parten, en zijn erfenis wordt gestolen op het moment dat hij het wil begraven. Ritsert, de man die de dochter van Warenar  verkracht heeft enzwanger heeft gemaakt, komt later de schat naar Warenar terugbrengen. Tot op dit punt in het verhaal is Warenar gek geworden en als hij de pot weer toegereikt krijgt, beseft hij dat het –in tegenstelling tot wat hij altijd heeft gedacht- een vloek is. Hij besluit het goud af te staan, en geeft het aan Ritsert en zijn dochter, die gaan trouwen.
Meer nog dan een verhaal over een man die koste wat kost zijn bezittingen wil beschermen, is Warenar het verhaal van een gebrekkige vader die zijn dochters geluk verwaarloost omdat hij denkt dat hij belangrijker zaken heeft. Het keerpunt van dit verhaal is duidelijk; als hij besluit dat de pot met goud beter tot zijn recht komt in de handen van anderen.
Warenar is een kenmerkend stuk voor de renaissance op verschillende manieren. Allereerst is het fenomeen van een blijspel, een komisch toneelstuk, kenmerkend voor deze periode. Hooft en Coster vertalen het ogenschijnlijk serieuze verhaal van de vrek tot een grappig verhaal. Bovendien zit er ook een duidelijke boodschap achter het verhaal. Waar men tijdens de renaissance veel over nadacht, was de vraag hoe men zou moeten leven, en men vond dat dit vraagstuk ook terug moest komen in de kunstvormen. In het blijspel wordt Warenar pas echt gelukkig als hij zijn rijkdom heeft gedeeld met zijn dierbaren en op deze manier een goede daad heeft verricht. Op deze manier trachtten de auteurs een morele overtuiging over te brengen.
Kortom, Warenar is een komisch blijspel uit de renaissance, en brengt naast grappen en vermakelijke situaties ook een diepere boodschap met een levensovertuiging.

 

vrijdag 11 maart 2016

Koningen en contradicties



 IV

Titel: IV
Auteur: Arjen Lubach
Uitgeverij: Podium
Jaar van uitgave: 2013
Aantal bladzijden: 318
Informatie over de auteur: http://www.arjenlubach.nl/



IV, geschreven door Arjen Lubach, is een spannende en gemakkelijk te lezen roman. In het boek gaat een groepje mensen op zoek naar een verbogen waarheid die schuilt achter het koningshuis en die wellicht datzelfde koningshuis van zijn troon zal stoten. De macht van de koning wordt bedreigd, en dat probeert hij koste wat kost te voorkomen.
De eerste reden waarom dit boek mij aanspreekt en ik het leuk vond om te lezen, is omdat het heel vernieuwend is. Het boek zet namelijk het koningshuis totaal anders neer dan hoe veel mensen het zullen zien. Koning Willem Alexander is in dit werk onderdeel van een gemeenschap die niet terugdeinst voor het gebruik van geweld, afpersing en zelfs moord om te bereiken wat ze willen. Bovendien draagt Lubach een theorie voor die zou inhouden dat de hele integriteit van de koninklijke familie ter discussie wordt gesteld, namelijk dat zij helemaal geen recht meer hebben op de troon. Door deze ongebruikelijke manier van het gebruik van het koningshuis zorgt Lubach voor een verfrissend boek.
IV is vooral een avonturen- en actieroman, wat betekent dat de geloofwaardigheid van het verhaal niet door de schrijver in beschouwing is genomen. Het verhaal, wat zijn historische oorsprong vindt ten tijde van de invoering van onze grondwet, 1848, is namelijk alles behalve geloofwaardig. Het doet echter niet af aan het plezier dat je zal hebben tijdens het lezen van dit boek, als je dat achter je kunt laten. Een koning die iemand achtervolgt, tot moord aanzet en dit alles als deel van een clandestiene organisatie is immers moeilijk voor te stellen, maar daarom ook een leuke afwisseling van de gebruikelijke slechteriken in een roman.
Van de stijl en diepgang van dit boek ben ik niet onder de indruk. Behalve het intrigerende verhaal zijn de personages redelijk oppervlakkig en stereotypisch. Ook de manier waarop de personages en omgevingen worden omschreven en besproken zijn niks bijzonders, wat naar mijn idee een gemiste kans is. Desalniettemin is IV een spannend en meeslepend boek, met bovendien een origineel en interessant verhaal.